ECLI:NL:CRVB:2013:1954

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 oktober 2013
Publicatiedatum
8 oktober 2013
Zaaknummer
12-1021 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor extra stookkosten op grond van de WWB

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van appellante tegen de afwijzing van haar aanvraag voor bijzondere bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) voor extra stookkosten. Appellante had sinds 2005 bijzondere bijstand ontvangen voor deze kosten, maar haar aanvraag voor de periode vanaf 1 maart 2010 werd door het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer afgewezen. Het college stelde dat niet was komen vast te staan dat de extra stookkosten noodzakelijk waren volgens artikel 35, eerste lid, van de WWB.

De rechtbank had het beroep van appellante tegen de afwijzing ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging. De Raad heeft vastgesteld dat de GGD, die advies had gegeven over de aanvraag, voldoende zorgvuldig te werk was gegaan en dat de adviezen op basis van voldoende gegevens waren opgesteld. De Raad oordeelde dat de woning van appellante, ondanks haar klachten, voldoende kon worden verwarmd en geventileerd, en dat er geen aanleiding was om de eerdere beslissing van het college te herzien.

De Raad concludeerde dat appellante niet had aangetoond dat de extra stookkosten noodzakelijk waren en dat het hoger beroep niet slaagde. De aangevallen uitspraak werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken. De uitspraak werd openbaar gedaan op 8 oktober 2013.

Uitspraak

12/1021 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van
11 januari 2012, 11/6734 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. C.H. Remmelink, advocaat, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 augustus 2013. Appellante heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R. Paardekooper. Het college is, met bericht, niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Aan appellante is sinds 2005, laatstelijk met betrekking tot de periode van 1 maart 2009 tot 1 maart 2010, bijzondere bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) toegekend voor de kosten van extra stookkosten.
1.2.
Appellante heeft bij het college bijzondere bijstand aangevraagd voor deze kosten met ingang van 1 maart 2010.
1.3.
Bij besluit van 5 oktober 2010 heeft het college de aanvraag afgewezen omdat niet is komen vast te staan dat extra stookkosten noodzakelijk zijn als bedoeld in artikel 35,
eerste lid, van de WWB.
1.4.
Bij besluit van 8 juli 2011 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 5 oktober 2010 ongegrond verklaard. De besluitvorming berust op advies van de GGD van 17 september 2010 en 3 februari 2011 en de reactie van de GGD van 21 juni 2011 op de nader door appellante ingebrachte informatie van het Astmafonds en haar longverpleegkundige.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.
Appellante heeft zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In artikel 35, eerste lid, van de WWB is bepaald dat, onverminderd paragraaf 2.2, de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, van het WWB niet van toepassing zijn.
4.2.
Stookkosten behoren volgens vaste rechtspraak van de Raad (CRvB 23 februari 2010, LJN BL5316) tot de algemeen noodzakelijke bestaanskosten die - behoudens bijzondere omstandigheden - uit de toepasselijke bijstandsnorm dienen te worden voldaan. Door bijzondere omstandigheden kan zich de situatie voordoen dat in het individuele geval de bijstandsnorm niet volledig toereikend is ter voorziening in bepaalde noodzakelijke kosten.
4.3.
Tussen partijen is niet in geding dat appellante en haar kinderen, die astma en/of longklachten hebben, in hun woning niet zijn aangewezen op een hogere dan de algemeen gebruikelijke omgevingstemperatuur.
4.4.
Appellante stelt echter dat zij extra stookkosten heeft omdat haar woning onvoldoende kan worden geventileerd. De woning moet extra worden verwarmd om vocht te verwijderen en de benodigde omgevingstemperatuur te bereiken. Haar is om die reden van 2005 tot
1 maart 2010 bijzondere bijstand voor extra stookkosten verleend, mede op advies van artsen van de GGD. Volgens haar moet deze bijzondere bijstand ook worden verleend met ingang van 1 maart 2010. Aan de woning is niets veranderd omdat het een oude woning is die gesloopt zal worden. Niet is gebleken waarom de GGD thans een ander standpunt inneemt. Bovendien is dit advies niet zorgvuldig tot stand gekomen omdat de GGD, anders dan van plan, geen informatie heeft ingewonnen bij een deskundige.
4.5.
De adviezen van de GGD waarop het college de thans in geding zijnde besluitvorming heeft gebaseerd zijn voldoende zorgvuldig tot stand gekomen. De GGD beschikte over voldoende gegevens, waaronder gegevens uit eigen onderzoek, opgevraagde informatie van het Astmafonds en het verslag van de behandelend longverpleegkundige van appellante van 31 maart 2011. Er was geen aanleiding voor de GGD nog een deskundige te raadplegen. Dat de GGD in het verleden anders heeft geadviseerd brengt niet met zich mee dat het college zich niet had mogen baseren op de meest recente in 1.4 genoemde GGD-adviezen.
4.6.
Met betrekking tot de stelling van appellante dat haar woning onvoldoende kan worden geventileerd wijst de Raad op het in 4.5 genoemde verslag van de behandelend longverpleegkundige. Daarin is vermeld dat de woning van appellante voldoende verwarmd en gelucht kan worden. Ook is vermeld dat er door het ontbreken van ventilatieroosters in de meeste ramen mogelijk onvoldoende geventileerd kan worden. Het verslag bevat verder adviezen over ventilatie en het voorkomen van vocht in de woning en tips om de badkamer snel droog te krijgen, schimmel te bestrijden en te voorkomen dat het vocht vanuit de badkamer de woning in trekt. Nu de betrokken longverpleegkundige bekend is met de situatie van appellante en haar gezin, de woning van appellante op 29 maart 2011 zelf heeft bezocht en omdat het tot de reguliere werkzaamheden van een longverpleegkundige behoort om astma- en longpatiënten te adviseren over hun leefomgeving, wordt aan dit verslag doorslaggevende betekenis toegekend. Uit het verslag volgt dat de woning van appellante, met inachtneming van de tips van de longverpleegkundige, voldoende kan worden geventileerd. Door appellante zijn geen stukken in het geding gebracht die nopen tot een ander oordeel. Niet is gebleken dat appellante door het opvolgen van deze adviezen en tips meer stookkosten heeft.
4.7.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaan geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.B.J. van der Ham, in tegenwoordigheid van S.K. Dekker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 oktober 2013.
(getekend) A.B.J. van der Ham
(getekend) S.K. Dekker

HD