ECLI:NL:CRVB:2013:1950

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 oktober 2013
Publicatiedatum
4 oktober 2013
Zaaknummer
12-1781 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening kinderbijslag en bewijsvoering van huishouden in Marokko

In deze zaak gaat het om de herziening van de kinderbijslag voor appellant, die zowel de Marokkaanse als de Nederlandse nationaliteit heeft. Appellant ontving sinds het vierde kwartaal van 2007 tweevoudige kinderbijslag voor zijn kind [A. 1] en enkelvoudige kinderbijslag voor zijn andere kinderen. In augustus 2008 verzocht hij om tweevoudige kinderbijslag voor al zijn kinderen. De Sociale verzekeringsbank (Svb) kende enkelvoudige kinderbijslag toe voor de kinderen [K.], [A. 2] en [H.], maar voor [A. 1] was er nog geen besluit genomen. De Svb concludeerde uiteindelijk dat appellant in Marokko woonde en dat de kinderen daar niet tot zijn huishouden behoorden, wat leidde tot de herziening van de kinderbijslag.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de Svb niet voldoende bewijs had geleverd dat appellant op de peildatum van 1 oktober 2008 één huishouden vormde met zijn kinderen in Marokko. De Raad stelde vast dat er twijfel bestond over de feitelijke situatie, maar dat de gegevens niet voldoende waren om te concluderen dat appellant en zijn kinderen op de peildatum samenwoonden. De Raad herstelde de herziening van de kinderbijslag voor [A. 1] en oordeelde dat de Svb in de proceskosten van appellant moest worden veroordeeld. De uitspraak van de rechtbank werd gedeeltelijk vernietigd en de Svb werd veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht.

Uitspraak

12/1781 AKW
Datum uitspraak: 4 oktober 2013
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van
16 februari 2012, 11/1224 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. C.C.J.M. Weijers, advocaat, hoger beroep ingesteld. Tevens is een aantal nadere stukken ingediend.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 23 november 2012. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Weijers. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door J.A.J. Groenendaal.
Omdat het onderzoek naar het oordeel van de Raad niet volledig is geweest, heeft de Raad het onderzoek heropend.
Bij brief gedateerd 11 januari 2013 heeft de Raad aan de Svb een aantal vragen voorgelegd.
Bij brief van 8 februari 2013 heeft de Svb die vragen beantwoord, waarop door appellant bij brief van 16 februari 2013 is gereageerd.
Desgevraagd hebben partijen toestemming verleend om de behandeling van het hoger beroep ter zitting achterwege te laten.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellant, die de Marokkaanse en de Nederlandse nationaliteit heeft, ontving sedert het vierde kwartaal van 2007 tweevoudige kinderbijslag voor [A. 1], geboren[in] 1990, en enkelvoudige kinderbijslag voor zijn kinderen[K.], geboren[in] 1992, [A. 2], geboren [in] 1996, en [H.], geboren [in]1998.
1.2. In augustus 2008 heeft appellant te kennen gegeven in aanmerking te willen komen voor tweevoudige kinderbijslag voor alle vier zijn kinderen.
1.3. Bij besluit van 6 januari 2009 is aan appellant bij voorschotbesluit over het vierde kwartaal van 2008 enkelvoudige kinderbijslag toegekend voor de kinderen [K.], [A. 2] en [H.]. Ten aanzien van [A. 1] is nog geen besluit genomen, omdat daarvoor nadere informatie nodig is.
1.4. Bij besluit van 30 januari 2009 is aan appellant over het vierde kwartaal van 2008 enkelvoudige kinderbijslag toegekend ten behoeve van de kinderen [K.], [A. 2] en Houdar en tweevoudige kinderbijslag ten behoeve van [A. 1].
2.1. Naar aanleiding van de bezwaren van appellant is op 24 februari 2009 een hoorzitting gehouden. Appellant heeft daarbij te kennen gegeven dat het bezwaar is gericht tegen de toekenning van enkelvoudige kinderbijslag ten behoeve van de drie jongste kinderen.
2.2. Op verzoek van de Svb heeft de Attaché voor Sociale Zaken van de Nederlandse Ambassade te Rabat een onderzoek ingesteld naar de school- en woonsituatie van [A. 1]. Het desbetreffende rapport is gedateerd 28 mei 2009. Uit dit rapport komt naar voren dat op
25 mei 2009 een bezoek is gebracht aan het door appellant opgegeven adres van de verzorgers van de kinderen (de ouders van appellant): [adres] te [plaatsnaam]. Aangetroffen werden appellant en zijn echtgenote en de kinderen. Door de echtgenote is verklaard dat zij in Nederland woont, maar dat het gezin sinds een paar maanden in Marokko verblijft. De grootouders wonen op een ander adres. Door appellant is een brief overhandigd waaruit bleek dat hij toestemming van het Uwv had om van 1 september 2008 tot 1 juli 2009 in het buitenland te verblijven. Door appellant is geweigerd de Nederlandse en Marokkaanse paspoorten van hem en zijn vrouw te laten zien. Vervolgens zijn de plaatselijke autoriteiten benaderd. Door de [M.] is verklaard dat appellant met zijn gezin sinds ongeveer tien jaar op het bezochte adres woont.
2.3. Bij besluit op bezwaar van 13 augustus 2009 is het bezwaar met betrekking tot de toekenning van enkelvoudige kinderbijslag voor de kinderen [K.], [A. 2] en [H.] ongegrond verklaard. De toekenning van tweevoudige kinderbijslag ten behoeve van [A. 1] is herroepen in die zin dat voor [A. 1] eveneens recht bestaat op enkelvoudige kinderbijslag.
Aan dit besluit is ten gronde gelegd dat, gezien het rapport van de Nederlandse Ambassade te Marokko, appellant in Marokko woont, terwijl de kinderen verblijven op hetzelfde adres. Geconcludeerd wordt dat de kinderen thuiswonend zijn, zodat voor hen recht bestaat op enkelvoudige kinderbijslag.
2.4. Hangende het beroep is namens betrokkene een verklaring van de[Q.], het hoofd van het lokale bestuur, gedateerd 12 november 2009, ingebracht, afgegeven aan zijn echtgenote. Deze verklaart, op grond van een onderzoek door de [M.], dat appellant en zijn echtgenote in het buitenland wonen en verblijven en dat zij, als zij in Marokko zijn, verblijven op het adres[adres] en dit al meer dan tien jaar. Naar aanleiding hiervan heeft de Svb een nieuw buitendienstonderzoek laten verrichten, waarvan de bevindingen zijn neergelegd in een rapportage van 11 januari 2010. Weergegeven wordt een verklaring van de [M.] [naam hoofd lokaal bestuurder], inhoudende dat de verklaring van 12 november 2009 is afgegeven omdat betrokkenen een huis hebben in de wijk in kwestie. En verder dat de kinderen nooit hebben gewoond bij de grootouders die op een ander adres in de wijk wonen. Naar aanleiding van deze verklaring wordt in een handhavingsrapport van 28 januari 2010 gesproken van een ‘gedeeltelijke herziening’ van de eerdere verklaring.
2.5. Hangende het beroep heeft de Svb het besluit van 13 augustus 2009 ingetrokken, waarop namens appellant het beroep is ingetrokken.
2.6. Op 23 september 2010 is (wederom) een hoorzitting gehouden, waarna bij besluit van
18 februari 2011 (bestreden besluit) opnieuw op de bezwaren van appellant is beslist. Het besluit van 30 januari 2009 wordt in die zin herroepen dat ten behoeve van [A. 1] het recht op kinderbijslag voor het vierde kwartaal van 2008 wordt herzien van tweevoudig naar enkelvoudig. Appellant wordt wel aangemerkt als ingezetene van Nederland, maar op de peildatum in geding, 1 oktober 2008, worden de kinderen geacht tot zijn huishouden in Marokko te horen. Aan dit besluit is in hoofdzaak ten gronde gelegd het gestelde in het rapport van 28 mei 2009.
3.1. Hangende het beroep is door appellant een verklaring ingebracht van de Chaikh (wijkbestuurder),[naam wijkbestuurder]. Door deze is verklaard dat hij in december 2009 geen personen verbonden aan de Nederlandse Ambassade te Rabat heeft ontvangen. Door appellant is verder een verklaring ingebracht van zijn huisarts, inhoudende dat appellant al meer dan
15
jaar medicijnen gebruikt en dat hij één keer in de drie maanden het recept persoonlijk komt afhalen.
3.2.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
4.1.
In hoger beroep hebben partijen in essentie hun in de eerdere fasen van de procedure ingenomen standpunten herhaald.
4.2.
Het gaat in dit geding om de beantwoording van de de vraag of de Svb met recht heeft geoordeeld dat op de peildatum van het vierde kwartaal van 2008 de kinderen van appellant tot zijn huishouden in Marokko behoorden, zodat ten behoeve van die kinderen (slechts) recht bestaat op enkelvoudige kinderbijslag.
4.3.
Voorop moet staan dat het bij de kinderbijslag ten behoeve van de kinderen [K.], [A. 2] en [H.] gaat om een eerste aanvraag om toekenning van tweevoudige kinderbijslag, terwijl het bij [A. 1] gaat om de herziening naar enkelvoudige kinderbijslag van eerder toegekende tweevoudige kinderbijslag. Dat brengt mee dat ten aanzien van de aanspraak op tweevoudige kinderbijslag ten behoeve van de drie eerstgenoemde kinderen het in de eerste plaats aan appellant is de gegevens en bescheiden te verschaffen die voor de beslissing op de aanvraag noodzakelijk zijn. Nu het bij het besluit ten aanzien van [A. 1] gaat om de herziening van een eerdere begunstigende beschikking, is het in dat geval primair aan het bestuurorgaan de rechtmatigheid van zijn besluit feitelijk en rechtens te onderbouwen. Dat betekent dat met betrekking tot deze herziening de bewijslast bij de Svb ligt dat appellant met zijn gezin op de datum in geding in Marokko één huishouden vormde.
4.4.
Allereerst zal worden ingegaan op het bestreden besluit voor zover het betrekking heeft op de kinderen [K.], [A. 2] en [H.]. Blijkens vaste rechtspraak van de Raad is voor het antwoord op de vraag of de kinderen uitwonend waren dan wel behoorden tot het huishouden van appellant de feitelijke situatie bepalend. In dat verband acht de Raad van belang dat de door de attachémedewerkers op 25 mei 2009 aangetroffen situatie niet overeenstemt met de eerdere opgave van appellant. Op het verblijfsadres van de kinderen werden niet de grootouders aangetroffen, maar appellant en zijn echtgenote. Uit de door de medewerkers afgenomen verklaringen van de echtgenote van appellant en de [M.] komt in elk geval naar voren dat het gezin veelvuldig langdurig in Marokko verblijft. Dit vindt steun in de door het Uwv aan appellant afgegeven verklaring, waarbij het hem is toegestaan van 1 september 2008 tot 1 juli 2009 in Marokko te verblijven. De latere verklaringen van de plaatselijke Marokkaanse autoriteiten kunnen weliswaar twijfel wekken over de eerst afgelegde verklaring, maar zij stellen deze verklaring niet zonder meer terzijde. Ook de door appellant ingebracht verklaringen van de huisarts en de apotheek kunnen niet zonder meer overtuigen. Zo blijkt uit de verklaring van de apotheek niet dat de recepten door appellant of zijn echtgenote persoonlijk zijn afgehaald. Daar komt bij dat appellant heeft geweigerd de paspoorten van hem en zijn echtgenote over te leggen. Met die paspoorten had appellant zijn stellingen mogelijk aannemelijk kunnen maken. Vastgesteld moet worden dat, tegenover de gemotiveerde stelling van de Svb, appellant niet heeft aangetoond dat hij op de peildatum van het vierde kwartaal van 2008, geen huishouden met zijn kinderen in Marokko vormde.
4.5.
Ten aanzien van het besluit aangaande [A. 1] moet worden vastgesteld dat op grond van de hiervoor vermelde gegevens weliswaar twijfel kan bestaan over het antwoord op de vraag of appellant op de datum in geding één huishouden vormde met zijn kinderen in Marokko, maar dat die gegevens onvoldoende zijn om hieruit te kunnen afleiden dat dat op de peildatum daadwerkelijk het geval was. De Raad wijst erop dat de verklaring van de echtgenote van appellant niet zonder meer iets zegt over de feitelijke situatie op de peildatum (1 oktober 2008). Ook uit de verklaringen van de plaatselijke autoriteiten kan niet eenduidig worden afgeleid dat, op de datum in geding, appellant in Marokko één huishouden vormde met zijn gezin. Dit temeer nu appellant door de Svb zelf als ingezetene van Nederland is aangemerkt. Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat de Svb ter zake van de herziening van de kinderbijslag voor [A. 1] in de op haar rustende bewijslast niet is geslaagd.
4.6.
Geconcludeerd moet worden dat de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit niet in stand kunnen blijven voor wat betreft de herziening van de kinderbijslag voor [A. 1] en dat de aangevallen uitspraak voor het overige in stand kan blijven. De Raad ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien door de herziening van de kinderbijslag voor [A. 1] voor het vierde kwartaal van 2008 te herroepen.
4.7.
Er bestaat aanleiding om de Svb te veroordelen in de proceskosten van appellant. Deze kosten worden begroot op € 944,- in beroep, voor verleende rechtsbijstand, en € 968,80 in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand en reiskosten in totaal € 1.912,80.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak, voor zover deze betrekking heeft op de herziening van de kinderbijslag over het vierde kwartaal van 2008 van tweevoudig naar enkelvoudig ten behoeve van [A. 1];
  • verklaart het beroep in zoverre gegrond en vernietigt het besluit van 18 februari 2011 in zoverre en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het besluit van
18 februari 2011;
  • bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;
  • veroordeelt de Svb in de kosten van appellant tot een bedrag van € 1.912,80;
  • bepaalt dat de Svb aan appellant het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht vergoedt van in totaal € 157,-.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade als voorzitter en T.L. de Vries en
H.J. Simon als leden, in tegenwoordigheid van D.E.P.M. Bary als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 oktober 2013.
(getekend) M.M. van der Kade
(getekend) D.E.P.M. Bary
JvC