ECLI:NL:CRVB:2013:1892

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 oktober 2013
Publicatiedatum
1 oktober 2013
Zaaknummer
12-5750 WWB-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring van hoger beroep wegens niet-betaald griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 oktober 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant A. te B. tegen het college van burgemeester en wethouders van Groningen. Het hoger beroep was eerder niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald. Appellant heeft verzet aangetekend tegen deze niet-ontvankelijkverklaring. Tijdens de zitting op 20 augustus 2013 zijn partijen niet verschenen.

De Raad overweegt dat het griffierecht niet is betaald en dat appellant niet tijdig een beroep op betalingsonmacht heeft gedaan. Appellant heeft pas in het verzetschrift aangegeven dat hij bijzondere bijstand voor de kosten van het griffierecht wilde aanvragen, maar dit gebeurde niet binnen de gestelde termijn. De Raad stelt vast dat er geen rechtsregel bestaat die de bestuursrechter verplicht om een betrokkene ambtshalve in de gelegenheid te stellen een aanvraag om bijzondere bijstand in te dienen.

De Raad concludeert dat appellant niet in verzuim is geweest en dat zijn argumenten over de hoogte van het griffierecht en de toegang tot de rechter niet opwegen tegen de verplichting om het griffierecht tijdig te betalen. Het verzet wordt ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 1 oktober 2013
12/5750 WWB-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en
artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 19 september 2012, 12/98 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.](appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Groningen (college)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 1 mei 2013 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 1 mei 2013 heeft appellant verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 20 augustus 2013, waar partijen met bericht, niet zijn verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 1 mei 2013 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de bij - aangetekend verzonden - brief van 5 december 2012 gestelde termijn van vier weken is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
Vaststaat dat het griffierecht niet is betaald.
In het verzetschrift heeft appellant aangevoerd dat het op de weg van de Raad had gelegen hem in de gelegenheid te stellen een aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van het griffierecht in te dienen. Verder heeft appellant betoogd dat het bedrag van het griffierecht voor iemand met een bijstandsuitkering te hoog is, zodat het recht op toegang tot de rechter onaanvaardbaar wordt beperkt. Niet-ontvankelijkverklaring acht appellant ook disproportioneel.
De Raad ziet hierin geen grond voor het oordeel dat appellante redelijkerwijs niet in verzuim is geweest. Appellant heeft pas in verzet, en dus niet binnen de in de brief van 5 december 2012 voor de betaling van het griffierecht gestelde termijn, aangegeven dat hij bijzondere bijstand wilde aanvragen. Indien een indiener van een (hoger)beroepschrift binnen de gestelde termijn een beroep op betalingsonmacht doet, stelt de Raad hem in de gelegenheid een aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van griffierecht in te dienen. Van een tijdig beroep op betalingsonmacht is in dit geval echter geen sprake geweest. Evenmin heeft appellant binnen de gestelde termijn om uitstel van betaling verzocht of zich anderszins tot de Raad gewend. Er is geen rechtsregel die de bestuursrechter verplicht een betrokkene ambtshalve in de gelegenheid te stellen een aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van het griffierecht in te dienen. Wat appellant voor het overige heeft betoogd treft reeds geen doel omdat hij zich niet binnen de gestelde termijn tot de Raad heeft gewend.
Het verzet moet ongegrond worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet ziet de Raad geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van V.C. Hartkamp als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 oktober 2013.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) V.C. Hartkamp

HD