ECLI:NL:CRVB:2013:1892
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring van hoger beroep wegens niet-betaald griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 oktober 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant A. te B. tegen het college van burgemeester en wethouders van Groningen. Het hoger beroep was eerder niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald. Appellant heeft verzet aangetekend tegen deze niet-ontvankelijkverklaring. Tijdens de zitting op 20 augustus 2013 zijn partijen niet verschenen.
De Raad overweegt dat het griffierecht niet is betaald en dat appellant niet tijdig een beroep op betalingsonmacht heeft gedaan. Appellant heeft pas in het verzetschrift aangegeven dat hij bijzondere bijstand voor de kosten van het griffierecht wilde aanvragen, maar dit gebeurde niet binnen de gestelde termijn. De Raad stelt vast dat er geen rechtsregel bestaat die de bestuursrechter verplicht om een betrokkene ambtshalve in de gelegenheid te stellen een aanvraag om bijzondere bijstand in te dienen.
De Raad concludeert dat appellant niet in verzuim is geweest en dat zijn argumenten over de hoogte van het griffierecht en de toegang tot de rechter niet opwegen tegen de verplichting om het griffierecht tijdig te betalen. Het verzet wordt ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.