ECLI:NL:CRVB:2013:1891
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van bijzondere bijstand op basis van vermogen in het buitenland
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De appellant, A. te B., had bijzondere bijstand aangevraagd op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) voor kosten van rechtsbijstand en dieet. Het college van burgemeester en wethouders van Lelystad heeft deze aanvragen afgewezen, omdat de appellant onroerend goed in Marokko bezit, waarvan de waarde de vermogensgrens van € 5.555,- overschrijdt. De rechtbank heeft het beroep van de appellant ongegrond verklaard, wat de appellant heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan.
De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de appellant recht heeft op een uitkering op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW) en dat hij in 1984 een woning in Marokko heeft gekocht. De rechtbank heeft geoordeeld dat de appellant als duurzaam gescheiden levende echtgenoot moet worden aangemerkt, wat van invloed is op de vermogensgrens die voor hem geldt. De Raad heeft de argumenten van de appellant dat hij niet vrijelijk kan beschikken over zijn woning in Marokko en dat dit een schending van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) oplevert, verworpen. De Raad concludeert dat de appellant in staat is om de woning te verkopen en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die dit verhinderen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij is geoordeeld dat de appellant niet in aanmerking komt voor de gevraagde bijzondere bijstand, omdat zijn vermogen in de vorm van onroerend goed in Marokko de vermogensgrens overschrijdt. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.