ECLI:NL:CRVB:2013:1882
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- M.C. Bruning
- K. Wentholt
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid na CVA
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die sinds oktober 1992 arbeidsongeschikt is door rugklachten, schouder-, nek- en psychische klachten. Aan appellant was aanvankelijk een uitkering toegekend op basis van 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid, maar deze is later herzien naar 15 tot 25%. Het Uwv heeft na herbeoordelingen de uitkering ingetrokken en vastgesteld dat appellant minder dan 15% arbeidsongeschikt is. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt en in beroep aangevoerd dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) een te rooskleurig beeld schetst van zijn mogelijkheden. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, maar appellant is in hoger beroep gegaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het Uwv voldoende rekening heeft gehouden met de medische situatie van appellant, inclusief de gevolgen van een CVA. De Raad oordeelt dat de FML juist is vastgesteld en dat de door appellant ingebrachte rapporten onvoldoende onderbouwd zijn om de door het Uwv vastgestelde beperkingen te weerleggen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. De rechtbank heeft ook de proceskosten en griffierecht correct beoordeeld.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en de rol van medische rapporten in dit proces. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en bevestigt de eerdere beslissingen van de rechtbank.