ECLI:NL:CRVB:2013:1878

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 september 2013
Publicatiedatum
27 september 2013
Zaaknummer
11-7262 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering en beoordeling van beperkingen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 september 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Breda. De appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.J. Bronsveld, had hoger beroep ingesteld tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om hem per 9 augustus 2010 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toe te kennen. Het Uwv had eerder, op 26 augustus 2010, besloten om de uitkering te weigeren, en dit besluit werd later door de rechtbank ongegrond verklaard.

De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat er geen reden is om aan te nemen dat de appellant meer of anders beperkt is dan in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) is weergegeven. De Raad heeft de rapportage van klinisch psycholoog dr. drs. L.E.E. Ligthart betrokken bij zijn oordeel, waarin geen aanwijzingen werden gevonden voor een duidelijke psychiatrische ziekte of verstandelijke handicap. De Raad concludeert dat de appellant, ondanks zijn beperkingen, in staat is om de werkzaamheden van de geduide functies, zoals wikkelaar en produktiemedewerker, te verrichten.

De Raad heeft het verzoek van de appellant om een onafhankelijke deskundige te benoemen afgewezen, omdat er geen twijfel bestond over de juistheid van de medische beperkingen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in aanwezigheid van griffier G.J. van Gendt, en werd openbaar uitgesproken op 27 september 2013.

Uitspraak

11/7262 WIA
Datum uitspraak: 27 september 2013
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van
27 oktober 2011, 10/5382 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats](appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.J. Bronsveld, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De behandeling ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 november 2012. Appellant is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Voor het Uwv is verschenen M.J.H. Maas.
Het onderzoek ter zitting is geschorst teneinde het Uwv de gelegenheid te geven nader onderzoek te verrichten.
Het Uwv heeft een rapportage van klinische psycholoog en klinisch neuropsycholoog
dr. drs. L.E.E. Ligthart ingediend. Dit rapport is opgesteld naar aanleiding van een latere ziekmelding van appellant maar de deskundige is verzocht om in zijn expertise ook de hier in geding zijnde datum van 9 augustus 2010 te betrekken. Appellant heeft bij schrijven van
12 april 2013 een reactie gegeven.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1.
Bij besluit van 26 augustus 2010 heeft het Uwv geweigerd appellant per 9 augustus 2010 een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toe te kennen.
2.
Bij besluit van 19 november 2010 (bestreden besluit) is het bezwaar gericht tegen het besluit van 26 augustus 2010 ongegrond verklaard.
3.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe is - samengevat - overwogen dat op grond van de beschikbare gegevens er geen reden is voor het oordeel dat de verzekeringsarts te geringe beperkingen heeft aangenomen. Met de beperkingen van appellant is in voldoende mate rekening gehouden. Voor een onderzoek door een deskundige is geen aanleiding. Op grond van de vastgestelde beperkingen heeft de arbeidsdeskundige vastgesteld dat het eigen werk van appellant niet meer passend is maar dat er voldoende functies met voldoende arbeidsplaatsen zijn waarin de beperkingen van appellant niet worden overschreden.
4.
Appellant heeft in hoger beroep naar voren gebracht dat zijn beperkingen niet juist zijn vastgesteld. Daarnaast blijkt uit de stukken dat hij een erg laag IQ heeft. Appellant verzoekt de Raad dan ook een deskundige te benoemen. De geduide functies zijn niet passend omdat de belastbaarheid wordt overschreden. Bovendien lijken de functies erg op het eigen werk, waarvoor hij ongeschikt is geacht. Met betrekking tot het rapport van Ligthart brengt appellant naar voren dat de uitkomst van de rapportage niet eenduidig is.
5.1.
De Raad overweegt als volgt.
5.2.
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat appellant meer of anders beperkt is dan is weergegeven in de Functionele Mogelijkheden Lijst. De Raad betrekt in zijn oordeel ook de rapportage van Ligthart. Ligthart heeft geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van een duidelijke psyichatrische ziekte of gebrek. Evenmin is er sprake van een verstandelijke handicap. Hiermee staat genoegzaam vast dat er op de in geding zijnde datum van 9 augustus 2010 geen sprake was van zwakbegaafdheid. In hetgeen appellant naar voren heeft gebracht ziet de Raad geen reden om tot een ander oordeel te komen. Het verzoek om een onafhankelijke deskundige te benoemen wordt niet ingewilligd. De hiervoor noodzakelijke twijfel aan de juistheid van de medische beperkingen ontbreekt.
5.3.
Appellant is van mening dat de bezwaararbeidsdeskundige terecht heeft vastgesteld dat hij zijn eigen werk als monteur niet kan verrichten, maar de geduide functies hebben zoveel raakvlakken met zijn eigen werk dat hij die ook niet kan verrichten. Deze grond slaagt niet. De aan de schatting ten grondslag liggende functies (wikkelaar, produktiemedewerker industrie en electronicamonteur) hebben een andere belasting dan zijn eigen werk. De bezwaararbeidsdeskundige heeft uiteengezet waarom appellant, ondanks zijn beperkingen, in staat is de werkzaamheden behorend bij de functies te verrichten. Deze uiteenzetting is voldoende inzichtelijk.
6.
Uit hetgeen is overwogen in 5.2 en 5.3 volgt dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 september 2013.
(getekend) I.M.J. Hilhorst-Hagen
(getekend) G.J. van Gendt

QH