ECLI:NL:CRVB:2013:1867
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand op grond van de WWB voor verhuis- en inrichtingskosten
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1986, een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) voor verhuis- en inrichtingskosten, omdat zij zelfstandig ging wonen. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft de aanvraag afgewezen, met als argument dat er geen sprake was van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan. Het college stelt dat iedereen van 18 jaar en ouder recht heeft op zelfstandige huisvesting, maar dat personen die zich voor het eerst zelfstandig huisvesten daarvoor moeten sparen, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de kosten waarvoor zij bijzondere bijstand heeft gevraagd, zowel sociale als medische redenen hadden. Ter onderbouwing heeft zij verklaringen overgelegd van haar moeder en haar huisarts, waarin wordt gesteld dat er sprake was van psychische klachten en een slechte relatie met haar moeder. Appellante heeft ook aangegeven dat zij voor het eerst ging verhuizen naar een zelfstandige woning en dat zij geen meubelen kon meenemen, waardoor zij de gehele inrichting zelf moest aanschaffen. Door haar schulden had zij echter niet de financiële ruimte om deze kosten te dekken.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het college's uitgangspunt dat iemand moet sparen voor zelfstandige huisvesting niet onaanvaardbaar is. De Raad heeft de overgelegde verklaringen van de huisarts en de moeder als onvoldoende beoordeeld om een medische of sociale noodzaak voor de verhuizing aan te tonen. Ook het ontbreken van reserveringsruimte door schulden werd niet als bijzondere omstandigheid gezien die het verlenen van bijzondere bijstand rechtvaardigde. De Raad concludeert dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de aanvragen van appellante om bijzondere bijstand zijn afgewezen. Het hoger beroep van appellante is dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak is bevestigd.