ECLI:NL:CRVB:2013:1865
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand door onvoldoende duidelijkheid over woon- en leefsituatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 september 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht. De appellant had een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend, maar deze was afgewezen door het dagelijks bestuur van de Regionale Sociale Dienst Kromme Rijn Heuvelrug. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat de appellant onvoldoende informatie had verstrekt over zijn woon- en leefsituatie, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.
De appellant had zich op 7 februari 2011 gemeld bij het UWV werkbedrijf en op 9 maart 2011 de aanvraag ingediend. Het dagelijks bestuur verklaarde het bezwaar van de appellant ongegrond, omdat hij niet voldeed aan de inlichtingenverplichting. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna de appellant in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 15 augustus 2013 heeft de Raad vastgesteld dat de appellant onvoldoende duidelijkheid heeft gegeven over zijn feitelijke woon- en leefsituatie. De Raad oordeelde dat het essentieel is voor de vaststelling van het recht op bijstand dat de aanvrager de nodige duidelijkheid verschaft. De appellant had verklaard dat hij een kamer huurt in de woning van zijn vader, maar tijdens een huisbezoek werden er onvoldoende aanwijzingen gevonden die deze claim ondersteunden. De verklaringen van de broer en vader van de appellant gaven aan dat hij niet op het opgegeven adres woonde.
De Raad concludeerde dat de appellant niet voldeed aan de inlichtingenverplichting, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. Het hoger beroep van de appellant werd afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.