ECLI:NL:CRVB:2013:1857
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.M. van der Kade
- K. Wentholt
- G.L.M.J. Stevens
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van Wajong-uitkering en toepassing van buitenwettelijk beleid
In deze zaak gaat het om de terugvordering van een Wajong-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van appellante, die een uitkering ontving op basis van haar arbeidsongeschiktheid. Appellante had met ingang van 5 mei 2008 een Wajong-uitkering ontvangen, maar het Uwv stelde vast dat zij te veel uitkering had ontvangen vanwege haar inkomsten uit arbeid. Het Uwv vorderde de onverschuldigd betaalde bedragen terug, wat leidde tot een geschil over de rechtmatigheid van deze terugvordering.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv de terugvordering rechtmatig had uitgevoerd, ondanks de argumenten van appellante dat zij niet redelijkerwijs kon weten dat haar inkomsten invloed hadden op de hoogte van haar uitkering. De Raad benadrukte dat de wet het Uwv verplicht om te veel betaalde uitkeringen terug te vorderen en dat er geen dringende redenen waren om van deze verplichting af te wijken. De Raad bevestigde dat het Uwv consistent beleid had gevoerd en dat appellante, ondanks haar beneden gemiddeld intelligentieniveau, voldoende informatie had verstrekt over haar inkomsten.
De uitspraak van de rechtbank Dordrecht, die het beroep van appellante ongegrond had verklaard, werd bevestigd. De Raad concludeerde dat de terugvordering van de uitkering met terugwerkende kracht niet in strijd was met het rechtszekerheidsbeginsel, omdat appellante en haar omgeving op de hoogte waren van de invloed van haar inkomsten op de uitkering. De Raad oordeelde dat de argumenten van appellante niet voldoende waren om de terugvordering te blokkeren en dat de aangevallen uitspraak diende te worden bevestigd.