ECLI:NL:CRVB:2013:1851
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake afwijzing WIA-uitkering en proceskostenvergoeding
In mei 2010 heeft appellante een uitkering op basis van de Wet WIA aangevraagd, maar het Uwv heeft dit verzoek afgewezen, omdat zij niet als arbeidsongeschikt werd beschouwd. De beoordeling was gebaseerd op gegevens uit het CBBS, verzekeringsgeneeskundige en arbeidskundige rapporten, die aantoonden dat de functies die voor appellante in aanmerking kwamen, geschikt waren. De mate van arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op minder dan 35%. Appellante ging in hoger beroep, waarbij zij aanvoerde dat de rechtbank ten onrechte geen proceskostenvergoeding had toegekend voor het rapport van haar deskundige.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank de medische en arbeidskundige grondslagen van het bestreden besluit voldoende had besproken en gemotiveerd. De Raad onderschreef de conclusies van de rechtbank, maar vond dat de rechtbank niet had gereageerd op het verzoek van appellante om vergoeding van de kosten van de ingeschakelde deskundige. De Raad oordeelde dat het inschakelen van de deskundige relevant was voor het geschil, ook al was appellante niet in het gelijk gesteld op de medische grondslag.
De Raad besloot dat het Uwv de proceskosten van appellante moest vergoeden, inclusief de kosten van de deskundige, en bepaalde het totaalbedrag op € 2.274,--. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, met uitzondering van de beslissing over de proceskostenvergoeding.