Uitspraak
OVERWEGINGEN
Appellant acht het medisch oordeel onvoldoende onderbouwd.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 september 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een Ziektewet (ZW)-uitkering aan appellant door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant had zich ziek gemeld na het beëindigen van zijn Werkloosheidswet (WW)-uitkering en stelde dat zijn medische klachten, die voortkwamen uit een ongeval in 2006, hem ongeschikt maakten voor arbeid. Het Uwv had echter vastgesteld dat appellant geschikt was voor zijn werk als productiemedewerker, na een zorgvuldig medisch onderzoek door een verzekeringsarts. Appellant had in hoger beroep geen nieuwe medische informatie overgelegd die de conclusies van het Uwv in twijfel trok.
De rechtbank Rotterdam had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de conclusies van de verzekeringsarts konden worden gedragen door de beschikbare informatie. De Centrale Raad van Beroep onderschreef deze overwegingen en oordeelde dat appellant niet had aangetoond dat zijn klachten waren verergerd of dat hij niet in staat was om zijn werkzaamheden te verrichten. De Raad benadrukte dat de informatie van de behandelende sector niet voldoende was om de medische beoordeling van het Uwv te weerleggen.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er waren geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door C.P.J. Goorden, in tegenwoordigheid van griffier S. Aaliouli, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.