ECLI:NL:CRVB:2013:1845

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 september 2013
Publicatiedatum
25 september 2013
Zaaknummer
11-7563 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante in het kader van de Wet WIA

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 september 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van D. Ucar tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante, D. Ucar, had eerder een uitkering op basis van de Wet WIA aangevraagd, maar het Uwv had haar aanvraag afgewezen omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank Haarlem had in een eerdere uitspraak op 28 december 2011 het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beoordeling de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek van het Uwv onder de loep genomen. De Raad concludeert dat er geen reden is om te twijfelen aan de juistheid van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) die aan de beoordeling ten grondslag ligt. Appellante had aangevoerd dat haar beperkingen niet correct waren vastgesteld en dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar klachten, waaronder somberheid en pijnklachten. De Raad oordeelt echter dat de medische gegevens die door appellante zijn ingebracht, geen aanknopingspunten bieden voor het oordeel dat de beperkingen niet juist zijn weergegeven.

De Raad bevestigt dat de bezwaararbeidsdeskundige, na overleg met de bezwaarverzekeringsarts, heeft vastgesteld dat appellante in staat is om de functie van Snackbereider handmatig uit te voeren, ondanks haar beperkingen. De Raad komt tot de conclusie dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

11/7563 WIA
Datum uitspraak: 25 september 2013
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van
28 december 2011, 11/4665 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
D. Ucar te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. S. Akkas, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 december 2012. Appellante is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Voor het Uwv is verschenen mr. M. Sluijs.
Het onderzoek ter zitting is geschorst teneinde het Uwv de gelegenheid te geven nader onderzoek te verrichten.
Bij rapportage van 7 januari 2013 heeft het Uwv een nadere toelichting gegeven. Appellante heeft bij schrijven van 4 maart 2013 een reactie gegeven. Tevens heeft zij een schrijven van psychiater drs. B. Köycü van 4 maart 2013 ingezonden. Hierop is van de zijde van het Uwv gereageerd.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1.
Bij besluit van 13 januari 2011 heeft het Uwv opnieuw geweigerd appellante per
5 februari 2011 in aanmerking te brengen voor een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) omdat zij per die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
2.
Bij besluit van 2 augustus 2011 (bestreden besluit) is het bezwaar gericht tegen het besluit van 13 januari 2011 ongegrond verklaard.
3.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe is overwogen dat er onvoldoende reden is om te twijfelen aan de zorgvuldigheid of volledigheid van het medisch onderzoek. Evenmin zijn er aanknopingspunten om te twijfelen aan de juistheid van de medische rapportage die aan het bestreden besluit ten grondslag ligt. Uit de medische gegevens die appellante heeft ingebracht kan niet worden opgemaakt dat de beperkingen niet juist zijn weergegeven. Er is onvoldoende twijfel voor het benoemen van een onafhankelijke deskundige.
4.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat haar beperkingen niet juist zijn vastgesteld. Ze heeft een scala van klachten en is al jaren onder behandeling bij een psychiater. Daar is onvoldoende rekening mee gehouden.
5.1.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
5.2.
De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig is geweest. In de medische stukken die appellante heeft ingebracht en in hetgeen zij voorts heeft aangevoerd zijn geen aanknopingspunten te vinden voor het oordeel dat de beperkingen niet juist zijn weergegeven in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). Uit de brief van psychiater Köycü blijkt dat appellante klachten van somberheid heeft, alsmede slaapproblemen. Daarnaast heeft zij schouder-, arm- en rugpijn. De Raad oordeelt hieromtrent dat deze klachten al bij de bezwaarverzekeringsarts bekend waren en zijn meegewogen bij de beoordeling. Niet aannemelijk is gemaakt dat er meer of andere beperkingen opgenomen hadden moeten worden.
5.3.
Met betrekking tot de arbeidskundige kant van de schatting overweegt de Raad dat de bezwaararbeidsdeskundige, na overleg met de bezwaarverzekeringsarts, bij rapportage van
7 januari 2013 uiteen heeft gezet dat appellante, ondanks haar beperkingen, in staat is om de werkzaamheden behorend bij de functie Snackbereider handmatig (SBC-code 111071) uit te voeren. Nadien heeft nogmaals overleg tussen de bezwaararbeidsdeskundige en de bezwaarverzekeringsarts plaatsgevonden, zoals weergegeven in de rapportage van
18 maart 2013. De Raad acht deze bespreking toereikend. Appellante heeft geen nadere arbeidskundige gronden naar voren gebracht. Uitgaande van de juistheid van de FML zijn de aan de schatting ten grondslag liggende functies in medisch opzicht passend.
6.
Uit hetgeen is overwogen in 5.2 en 5.3 volgt dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van K.E. Haan als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 september 2013.
(getekend) I.M.J. Hilhorst-Hagen
(getekend) K.E. Haan

TM