ECLI:NL:CRVB:2013:1845
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 september 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van D. Ucar tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante, D. Ucar, had eerder een uitkering op basis van de Wet WIA aangevraagd, maar het Uwv had haar aanvraag afgewezen omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank Haarlem had in een eerdere uitspraak op 28 december 2011 het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beoordeling de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek van het Uwv onder de loep genomen. De Raad concludeert dat er geen reden is om te twijfelen aan de juistheid van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) die aan de beoordeling ten grondslag ligt. Appellante had aangevoerd dat haar beperkingen niet correct waren vastgesteld en dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar klachten, waaronder somberheid en pijnklachten. De Raad oordeelt echter dat de medische gegevens die door appellante zijn ingebracht, geen aanknopingspunten bieden voor het oordeel dat de beperkingen niet juist zijn weergegeven.
De Raad bevestigt dat de bezwaararbeidsdeskundige, na overleg met de bezwaarverzekeringsarts, heeft vastgesteld dat appellante in staat is om de functie van Snackbereider handmatig uit te voeren, ondanks haar beperkingen. De Raad komt tot de conclusie dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.