ECLI:NL:CRVB:2013:1825
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de afwijzing van een WGA-uitkering op basis van medische en arbeidskundige grondslagen
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, die haar beroep tegen het besluit van het Uwv om haar WGA-uitkering te beëindigen ongegrond verklaarde. Appellante, die sinds 2004 arbeidsongeschikt is door arm- en handklachten, ontving aanvankelijk een WGA-uitkering, maar het Uwv besloot in 2010 dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was en beëindigde de uitkering. Appellante voerde aan dat onvoldoende rekening was gehouden met haar klachten en beperkingen, waaronder psychische klachten en de gevolgen van eerdere operaties aan haar rechterhand.
De bezwaarverzekeringsarts heeft appellante onderzocht en de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) aangepast, maar concludeerde dat de fysieke beperkingen niet verder aangescherpt hoefden te worden. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de artsen voldoende rekening hadden gehouden met de klachten van appellante. In hoger beroep volhardde appellante in haar standpunt, maar de Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het medisch onderzoek adequaat was en dat de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit voldoende was onderbouwd.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 20 september 2013.