ECLI:NL:CRVB:2013:1823
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.C. Bruning
- E.J. Govaers
- K. Wentholt
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering na zorgvuldig verzekeringsgeneeskundig onderzoek
In deze zaak gaat het om de weigering van een WIA-uitkering aan appellant, die zich ziek had gemeld met rugklachten. Appellant had eerder een uitkering op basis van de Werkloosheidswet ontvangen, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) stelde vast dat hij per 15 augustus 2009 geen recht had op een WIA-uitkering, omdat zijn arbeidsongeschiktheid minder dan 35% bedroeg. Na een bezwaarprocedure en een nieuwe aanvraag in 2010, waarin appellant stelde dat zijn gezondheid was verslechterd, bleef het Uwv bij zijn standpunt dat er geen nieuwe medische feiten waren die een WIA-uitkering rechtvaardigden.
De rechtbank Leeuwarden verklaarde de beroepen van appellant ongegrond. De rechtbank oordeelde dat het onderzoek door de verzekeringsartsen van het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) een reële weergave gaf van de beperkingen van appellant. De rechtbank concludeerde dat de geselecteerde functies passend waren, gezien de beperkingen van appellant, en dat er geen verlies van verdienvermogen was.
In hoger beroep betoogde appellant dat zijn beperkingen niet goed waren vastgesteld en dat hij niet in staat was de geselecteerde functies te verrichten. De Centrale Raad van Beroep bevestigde echter de uitspraak van de rechtbank, oordelend dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig en volledig was en dat de beperkingen van appellant correct waren vastgesteld. De Raad vond geen aanleiding om te twijfelen aan de beoordeling door het Uwv en concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de beslissing in het openbaar uitspraken op 18 september 2013.