Uitspraak
13/1281 AWBZ
2. De Raad komt tot de volgende beoordeling, waarbij de overwegingen en beslissingen die hij in de tussenuitspraak heeft gegeven als uitgangspunt gelden.
€ 3.068,-;
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 september 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Utrecht. De appellant, vertegenwoordigd door mr. B. Anik, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het CIZ van 30 maart 2011, waarin zijn aanvraag voor continuering van zorgindicaties werd afgewezen. Na een tussenuitspraak van de Raad, waarin werd vastgesteld dat het CIZ de aanvraag niet zorgvuldig had behandeld, heeft het CIZ op 10 juni 2013 een herziene beslissing genomen die volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van de appellant. Hierdoor was er geen geschil meer tussen partijen, wat leidde tot de conclusie dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moest worden verklaard.
De Raad heeft tevens een proceskostenveroordeling uitgesproken, waarbij het CIZ werd veroordeeld tot betaling van € 3.068,- aan de appellant voor verleende rechtsbijstand in bezwaar, beroep en hoger beroep. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming door het CIZ en de noodzaak om de belangen van de appellant in acht te nemen bij het toekennen van zorgindicaties. De Raad heeft ook bepaald dat het CIZ het griffierecht van in totaal € 153,- aan de appellant moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.