ECLI:NL:CRVB:2013:1814
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in zorgindicatie voor verzoekster met Myalgische Encefalomyelitis
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 september 2013 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die lijdt aan Myalgische Encefalomyelitis (ME). Verzoekster had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg, waarin haar verzoek om een verhoging van de zorgindicatie voor een persoonsgebonden budget (pgb) werd afgewezen. De Centrale Raad oordeelde dat er geen spoedeisend belang was voor het toekennen van extra zorg, aangezien verzoekster tot 26 oktober 2013 al voorzien was van een pgb voor persoonlijke verzorging (PV) en verpleging (VP).
Verzoekster had in december 2012 een aanvraag ingediend voor meer uren zorg, maar het CIZ had haar aanvraag afgewezen op basis van medisch advies dat aangaf dat haar beperkingen konden verminderen door een multidisciplinaire behandeling. De voorzieningenrechter van de rechtbank had eerder geoordeeld dat het CIZ zijn besluitvorming mocht baseren op het medisch onderzoek van zijn adviseurs.
De Centrale Raad overwoog dat verzoekster geen concrete medische gegevens had overgelegd die het acute karakter van haar situatie aannemelijk maakten. De voorzieningenrechter concludeerde dat de omstandigheden van verzoekster niet zodanig zwaarwegend waren dat het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen moest worden. Het verzoek werd dan ook afgewezen, en de uitspraak werd gedaan door H.J. de Mooij, in tegenwoordigheid van griffier Z. Karekezi.