ECLI:NL:CRVB:2013:1809
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake afwijzing aanvraag tegemoetkoming verhuiskosten en traplift op grond van de Wmo
In deze zaak heeft appellante een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming in de verhuiskosten en een traplift op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft deze aanvragen afgewezen, omdat appellante zonder voorafgaande toestemming is verhuisd naar een woning die niet passend is gelet op haar medische beperkingen. De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd, die eerder het besluit van het college had vernietigd maar de rechtsgevolgen in stand had gelaten. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en oordeelt dat het college terecht heeft gesteld dat appellante is verhuisd van een passende benedenwoning naar een etagewoning die niet is aangepast aan haar beperkingen. De Raad concludeert dat het college op basis van de Verordening de gevraagde voorzieningen kon weigeren. Appellante heeft aangevoerd dat zij psychische klachten heeft door een inbraak en dat zij daarom gedwongen was te verhuizen. De Raad oordeelt echter dat deze omstandigheden niet voldoende zijn om af te wijken van de regels omtrent de verhuizing. De Raad benadrukt dat appellante in de tijd dat zij op zoek was naar een andere woning voldoende gelegenheid had om informatie in te winnen over de procedure en dat de noodzaak om snel te reageren op een woningaanbod niet rechtvaardigt dat zij zonder toestemming is verhuisd. Het hoger beroep van appellante wordt afgewezen en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.