ECLI:NL:CRVB:2013:1799
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van bijstand na onjuiste verwerking van WW-uitkering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante die een uitkering ontving op basis van de Werkloosheidswet (WW) en daarnaast bijstand aanvroeg op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Na een periodiek rechtmatigheidsonderzoek werd vastgesteld dat het inkomen uit de WW-uitkering niet correct was verwerkt, wat resulteerde in een te hoge uitbetaling van bijstand aan appellante. De rechtbank heeft in eerste aanleg geoordeeld dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente ’s-Gravenhage terecht gebruik heeft gemaakt van zijn terugvorderingsbevoegdheid. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat haar geen verwijt kan worden gemaakt en dat het college volledig had moeten afzien van terugvordering. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 23 juli 2013, maar partijen zijn niet verschenen.
De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. Appellante ontving een WW-uitkering en vroeg in november 2010 bijstand aan, die met terugwerkende kracht werd toegekend. Na een administratief onderzoek bleek dat de inkomensgegevens niet correct waren verwerkt, wat leidde tot een terugvordering van bijstand door het college. De rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld dat er geen dringende redenen of bijzondere omstandigheden waren die tot matiging van de terugvordering hadden moeten leiden. Appellante heeft in hoger beroep herhaald dat het college geen verwijt kan maken en dat de terugvordering onterecht is.
De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank, waarbij het college de terugvordering van bijstand heeft beperkt tot een netto bedrag van € 1.912,16 voor de periode van 14 september 2009 tot en met 13 maart 2010. De uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van griffier V.C. Hartkamp, en is openbaar uitgesproken op 17 september 2013.