ECLI:NL:CRVB:2013:1797
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- J.J.A. Kooijman
- C.G. Kasdorp
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de verlaging van bijstand op basis van onvoldoende medewerking aan arbeidsinschakeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 september 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlaging van de bijstand van betrokkene door het college van burgemeester en wethouders van Schiedam. Het college had de bijstand van betrokkene gedurende drie maanden met 100% verlaagd, omdat hij onvoldoende gebruik had gemaakt van de aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling. Betrokkene had zich niet gemeld bij Schiewerk, waar hij een traject zou volgen om zijn kansen op de arbeidsmarkt te vergroten. De rechtbank Rotterdam had eerder de verlaging van de bijstand voor een maand met 100% bevestigd, maar betrokkene ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Raad oordeelde dat het college niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van recidive of bijzondere omstandigheden die de zware maatregel van 100% gedurende drie maanden rechtvaardigden. De rechtbank had echter op goede gronden zelf in de zaak voorzien door de bijstand van betrokkene voor een maand te verlagen. De Raad bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat de gedragingen van betrokkene, die niet op de brieven van zijn consulent had gereageerd en zonder kennisgeving was weggebleven, als ernstig konden worden aangemerkt. De Raad concludeerde dat de maatregel van 100% gedurende een maand in overeenstemming was met de ernst van de gedragingen van betrokkene.
De uitspraak benadrukt de verplichtingen van bijstandsontvangers om mee te werken aan aangeboden voorzieningen en de gevolgen van het niet nakomen van deze verplichtingen. De Raad bevestigde de beslissing van de rechtbank en legde het college een griffierecht op van € 454,-.