ECLI:NL:CRVB:2013:1793
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in het kader van vervoersvoorziening op grond van de Wmo
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 september 2013 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster, die een vervoersvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) had aangevraagd. Het college van burgemeester en wethouders van Maasgouw had deze aanvraag eerder afgewezen. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.B.J.G.M. Schyns, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, die het bezwaar van verzoekster tegen de afwijzing ongegrond had verklaard. De rechtbank oordeelde dat het college onvoldoende inzicht had gegeven in de redenen voor de afwijzing, maar liet de rechtsgevolgen van het besluit in stand.
Verzoekster stelde dat zij een spoedeisend belang had bij de toekenning van de vervoersvoorziening, omdat haar gezondheidstoestand verslechterde. De voorzieningenrechter overwoog dat, op basis van de Algemene wet bestuursrecht, een voorlopige voorziening alleen kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. De voorzieningenrechter benadrukte dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet bedoeld is om de behandeling van de hoofdzaak te bespoedigen.
Na beoordeling van de aangevoerde argumenten concludeerde de voorzieningenrechter dat er geen sprake was van een spoedeisend belang. Er ontbraken concrete medische gegevens die het acute karakter van verzoeksters situatie konden onderbouwen. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, en werd er geen aanleiding gezien voor bepalingen omtrent proceskosten en griffierecht. De uitspraak werd openbaar gedaan op 11 september 2013.