Uitspraak
OVERWEGINGEN
11 januari 2011, waarbij aan appellant met ingang van 15 maart 2011 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) is ontzegd, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was, ongegrond verklaard.
7 december 2011, waarbij is vastgesteld dat appellant met ingang van 1 juli 2011 geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat zijn mogelijkheden tot werken niet minder zijn geworden, ongegrond verklaard.
- kort gezegd - overwogen dat er geen aanleiding bestaat te twijfelen aan de juistheid en volledigheid van de uiteindelijk vastgestelde beperkingen zoals neergelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De rechtbank heeft daarbij betrokken dat uit het door appellant overgelegde rapport van de verzekeringsarts van 7 december 2011 - dat betrekking heeft op een andere WIA-procedure omtrent toegenomen klachten na de datum hier in geding - blijkt dat deze arts geen aanleiding heeft gezien het bestaande belastbaarheidspatroon aan te passen. Uit de door die verzekeringsarts opgevraagde onderzoeksresultaten van 3 november 2011, welke niet waren voorzien van enige toelichting, kon niet blijken dat de eerder vastgestelde FML onjuist was. Hetzelfde gold voor het (radiologisch) verslag van 7 november 2011. Omdat appellant op deze medische gegevens geen toelichting heeft verstrekt van een ter zake kundige persoon en hij evenmin een reactie van een medicus heeft ingebracht op het rapport van de bezwaarverzekeringsarts, heeft de rechtbank op basis van die gegevens dan ook niet tot de conclusie kunnen komen dat de opgestelde FML onjuist is. Voorts heeft de rechtbank overwogen geen aanleiding te zien om te twijfelen aan de juistheid van de op basis van de in de FML opgenomen beperkingen door de (bezwaar)arbeidsdeskundige geselecteerde functies. De rechtbank heeft tot slot overwogen dat zij het onderzoek niet zal heropenen om appellant in de gelegenheid te stellen medisch adviseur D.J. Schakel nader te laten rapporteren. Daarbij heeft zij van belang geacht dat reeds op 9 april 2011 was aangekondigd dat Schakel benaderd zou worden, op 2 februari 2012 was meegedeeld dat hij met spoed zal rapporteren, maar op de zitting van 24 februari 2012 is gebleken dat er nog geen actie was ondernomen richting Schakel. Voorts stelt de rechtbank vast dat het rapport van Schakel van 5 maart 2012 eerst na het sluiten van het onderzoek ter zitting is ingebracht. Zij heeft om die reden dit rapport niet bij de beoordeling betrokken en zag daarin evenmin aanleiding het onderzoek te heropenen.
8 maart 2012 het rapport van Schakel van 5 maart 2012 aan de rechtbank doen toekomen. Hierna heeft de rechtbank uitspraak gedaan op 5 april 2012. Op 13 april 2012 heeft appellant de rechtbank een afschrift van de brief van 28 februari 2012 en een kopie van het rapport van Schakel doen toekomen. Hierop heeft de griffier van de rechtbank appellant bij brief van
18 april 2012 bericht dat het onderzoek ter zitting op 24 februari 2012 is gesloten en dat op
5 april 2012 uitspraak is gedaan, wat er ook zij van de brief van 28 februari 2012 die hij van de griffie heeft ontvangen. Voorts laat de rechtbank het aan appellant de stappen te ondernemen die hem geraden voorkomen.