ECLI:NL:CRVB:2013:1791
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- J.S. van der Kolk
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en recht op IVA-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 september 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die het niet eens was met de beslissing van het Uwv over zijn arbeidsongeschiktheid. De appellant, die als schoonmaker in de voedselindustrie werkte, had zich op 11 november 2008 ziek gemeld vanwege maag-darmklachten. Na een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet WIA, heeft het Uwv vastgesteld dat hij voor 50% arbeidsongeschikt was en recht had op een WGA-uitkering. De appellant was van mening dat zijn arbeidsongeschiktheid volledig en duurzaam was, en dat hij recht had op een IVA-uitkering.
De rechtbank heeft het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat de bezwaarverzekeringsarts voldoende gemotiveerd had uiteengezet dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat de arbeidsbeperkingen van de appellant duurzaam waren. De rechtbank concludeerde dat er reële behandelmogelijkheden waren die de kans op verbetering van de arbeidsmogelijkheden van de appellant op termijn konden vergroten. De Raad heeft in hoger beroep de overwegingen van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat de appellant geen nieuwe, met medische informatie onderbouwde, argumenten had aangedragen die tot een ander oordeel konden leiden.
De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat het hoger beroep niet slaagde. De beslissing van de rechtbank om geen proceskostenveroordeling op te leggen, werd eveneens bevestigd. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid en de mogelijkheden voor herstel, waarbij de medische situatie van de appellant centraal staat.