Uitspraak
OVERWEGINGEN
22 februari 2011 ongegrond verklaard.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 september 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Almelo. De zaak betreft de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellante in aanmerking te brengen voor een uitkering op basis van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW). De rechtsvoorganger van het Uwv had op 27 november 1986 al een besluit genomen om appellante geen AAW-uitkering toe te kennen, een besluit dat in rechte onherroepelijk is geworden. Appellante heeft in 2011 verzocht om herziening van dit besluit, maar het Uwv heeft aangegeven niet terug te komen op de eerdere beslissing, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die dit zouden rechtvaardigen.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en dit oordeel is door de Centrale Raad van Beroep bevestigd. De Raad oordeelde dat appellante niet kon terugkomen op de onherroepelijke beslissing van 1986, en dat de door haar ingebrachte argumenten, waaronder verwijzingen naar internationale rechtspraak, niet voldoende waren om het Uwv te dwingen tot herziening van het eerdere besluit. De Raad benadrukte dat volgens artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) nieuwe aanvragen vergezeld moeten gaan van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden, wat in dit geval niet was aangetoond.
De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat het Uwv in redelijkheid heeft kunnen besluiten om het verzoek van appellante af te wijzen, en dat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.