ECLI:NL:CRVB:2013:1787
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- J.S. van der Kolk
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en recht op WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 september 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Almelo. De appellant, een voormalige stratenmaker, had hoger beroep ingesteld omdat hem geen recht op een Wet WIA-uitkering was toegekend. De rechtbank had geoordeeld dat de verzekeringsartsen een zorgvuldig onderzoek hadden uitgevoerd naar de medische situatie van de appellant, die in 2008 was uitgevallen door elleboogklachten en later ook knie- en schouderklachten ontwikkelde. De verzekeringsarts A.J. Wolbers concludeerde dat de appellant als gevolg van zijn klachten beperkingen had, maar dat hij niet meer dan 35% arbeidsongeschikt was. Dit werd bevestigd door de bezwaarverzekeringsarts M. Achterberg, die na het verkrijgen van aanvullende informatie van de behandelend orthopeed de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) aanpaste, maar tot dezelfde conclusie kwam dat de appellant geschikt was voor andere functies.
De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen voldoende aandacht hadden besteed aan de medische gegevens en de stellingen van de appellant. De Centrale Raad van Beroep heeft de conclusies van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat er in hoger beroep geen nieuwe relevante gezichtspunten naar voren zijn gebracht. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat de appellant niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.