Uitspraak
OVERWEGINGEN
15 juli 2010, beperkingen vastgesteld in verband met depressieve stoornis, matig van aard, en hoge bloeddruk en deze neergelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 26 april 2010.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 september 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een WIA-uitkering aan appellant, die sinds juli 2008 arbeidsongeschikt was door psychische klachten. Het Uwv had vastgesteld dat appellant op de datum in geding, 15 juli 2010, minder dan 35% arbeidsongeschikt was, en daarom geen recht op een uitkering had. De rechtbank Rotterdam had het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, wat door de Centrale Raad werd bevestigd.
De Raad oordeelde dat de bezwaarverzekeringsarts voldoende had onderbouwd dat de medische situatie van appellant op de datum in geding minder ernstig was dan op 14 maart 2011, toen appellant wel een WGA-uitkering was toegekend. De Raad concludeerde dat de door appellant aangevoerde medische gronden niet voldoende waren om de eerdere beoordeling van de bezwaarverzekeringsarts te weerleggen. De Raad hechtte geen waarde aan het commentaar van Instituut Psychosofia, dat door appellant was ingediend ter ondersteuning van zijn standpunt.
De bezwaararbeidsdeskundige had vastgesteld dat appellant ongeschikt was voor zijn maatgevende arbeid als tuinbouwmedewerker, maar dat hij in andere functies, zoals productiemedewerker en machinebediende, wel belastbaar was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af, zonder aanleiding te zien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling in het kader van arbeidsongeschiktheid en de toekenning van uitkeringen.