ECLI:NL:CRVB:2013:1772

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 september 2013
Publicatiedatum
13 september 2013
Zaaknummer
12-6716 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake AOW

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 september 2013 uitspraak gedaan op het verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 28 september 2012. Verzoekster, woonachtig in Marokko, had verzocht om herziening van de uitspraak waarbij haar bezwaar tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) niet-ontvankelijk was verklaard. Dit verzoek is behandeld tijdens een zitting op 2 augustus 2013, waar partijen niet zijn verschenen.

De Raad heeft in zijn uitspraak van 28 september 2012 geoordeeld dat het bezwaar van verzoekster tegen het besluit van de Svb van 27 juli 2010 terecht niet-ontvankelijk was verklaard, omdat het bezwaar te laat was ingediend en er geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding. Verzoekster heeft in haar verzoek om herziening aangevoerd dat medewerkers van de Nederlandse ambassade haar niet correct hebben geïnformeerd over de termijn waarbinnen zij bezwaar had kunnen maken.

De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat het rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak of de juistheid van de eerdere uitspraak. Er is niet gebleken dat verzoekster nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die relevant zijn voor de herziening, zoals vereist volgens artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daarom heeft de Raad het verzoek om herziening afgewezen en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van I.J. Penning als griffier, en is openbaar uitgesproken op 13 september 2013.

Uitspraak

12/6716 AOW
Datum uitspraak: 13 september 2013
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 28 september 2012, 11/7332
Partijen:
[Verzoekster] te [woonplaats], Marokko (verzoekster)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Verzoekster heeft verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 28 september 2012.
Het verzoek is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting op 2 augustus 2013, waar partijen niet zijn verschenen.

OVERWEGINGEN

1.
Ingevolge artikel 21, eerste lid, van de Beroepswet in verbinding met artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een onherroepelijk geworden uitspraak van de Raad op verzoek van een partij worden herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de rechtbank eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2.
Bij zijn uitspraak van 28 september 2012 heeft de Raad, oordelend op het hoger beroep van verzoekster, de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 4 november 2011, 11/2598, bevestigd. De Raad heeft in deze uitspraak geoordeeld dat het bezwaar van verzoeker tegen het besluit van de Svb van 27 juli 2010 terecht niet-ontvankelijk is verklaard op de grond dat dit te laat was ingediend en er geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding.
3.
Verzoekster heeft aan haar verzoek om herziening ten grondslag gelegd dat medewerkers van de Nederlandse ambassade haar ten onrechte niet hebben uitgelegd binnen welke termijn zij bezwaar had kunnen maken.
4.
Het is vaste rechtspraak van de Raad (bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 3 oktober 2003, LJN AN7982) dat het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet is gegeven om een hernieuwde discussie over een zaak te voeren en evenmin om een discussie over de juistheid van de betrokken uitspraak te openen. Het verzoek om herziening dient dan ook te worden afgewezen, nu niet is gebleken dat verzoekster enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid, zoals bedoeld in artikel 8:88 van de Awb, naar voren heeft gebracht.
5.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van I.J. Penning als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 september 2013.
(getekend) M.M. van der Kade
(getekend) I.J. Penning
JvC