In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 september 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aanspraak op kinderbijslag van appellant, die in Marokko woont. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had de aanspraak van appellant op kinderbijslag beperkt tot de periode van vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag, conform hun gewijzigd beleid. Appellant had eerder kinderbijslag ontvangen, maar deze was stopgezet in 1995. In 2008 verzocht hij opnieuw om kinderbijslag, wat leidde tot een serie van besluiten en bezwaarprocedures. De Svb weigerde aanvankelijk de kinderbijslag toe te kennen, omdat appellant niet tijdig had geïnformeerd over zijn recht op een WAO-uitkering, wat volgens de Svb noodzakelijk was om zijn aanspraak veilig te stellen. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellant tegen de beslissing van de Svb niet-ontvankelijk, maar de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak gedeeltelijk vernietigd. De Raad oordeelde dat de Svb de aanspraak op kinderbijslag terecht had beperkt tot één jaar voorafgaand aan de aanvraag, maar dat de eerdere beslissing van 20 september 2011 niet in stand kon blijven. De Raad heeft de Svb veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 944,-. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor aanvragers om tijdig hun aanspraken te veiligstellen en de gevolgen van het gewijzigde beleid van de Svb.