ECLI:NL:CRVB:2013:1745
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- B.J. van de Griend
- C.H. Bangma
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de beëindiging van de uitkeringsregeling na vaststellingsovereenkomst
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 september 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De appellant, werkzaam bij de gemeente Den Haag, had een vaststellingsovereenkomst getekend met het college van burgemeester en wethouders, waarin werd afgesproken dat hij per 1 april 2009 ontslag zou nemen met recht op een uitkering. De appellant stelde dat de uitkeringsregeling ten onrechte per 1 april 2011 was beëindigd, terwijl volgens hem deze pas op 1 maart 2012 had moeten eindigen. De Raad oordeelde dat de redelijke uitleg van de overeenkomst meebracht dat de uitkeringsregeling eerder eindigde dan afgesproken, omdat de WW-uitkering eerder was ingegaan dan in de overeenkomst was vastgelegd. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin werd geoordeeld dat het college de gemaakte afspraken is nagekomen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een vergoeding van proceskosten.