ECLI:NL:CRVB:2013:1721
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling geschiktheid voor arbeid na ziekteverzuim en medische rapportages
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 september 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De appellant, die van 25 maart 2008 tot 7 november 2008 als tuinbouwmedewerker heeft gewerkt, meldde zich op 1 augustus 2011 ziek vanwege duizeligheids- en vermoeidheidsklachten. Na een onderzoek door een arts van het Uwv op 25 oktober 2011 werd vastgesteld dat de appellant in staat was om zijn maatgevende arbeid te verrichten. Het Uwv verklaarde het bezwaar van de appellant tegen dit besluit ongegrond, wat leidde tot de bestreden uitspraak.
De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om aan de juistheid van hun beoordeling te twijfelen. In hoger beroep voerde de appellant aan dat de rechtbank ten onrechte aannam dat zijn klachten al langer bestonden en dat hij door zijn gezondheidsproblemen niet in staat was om zijn fysieke werkzaamheden te verrichten. De Raad voor de Rechtspraak bevestigde echter dat de rapporten van de verzekeringsartsen een voldoende medische basis vormden voor de conclusie dat de appellant geschikt was voor zijn arbeid.
De Raad concludeerde dat er geen nieuwe medische informatie was overgelegd die de eerdere bevindingen zou kunnen ondermijnen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige medische rapportages en de rol van de verzekeringsartsen in het vaststellen van de geschiktheid voor arbeid na ziekteverzuim.