ECLI:NL:CRVB:2013:1718
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van WW-uitkering en bijzondere omstandigheden bij aanvraag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 september 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Haarlem. De appellant, die werkloos was geworden per 1 juni 2010, had een aanvraag ingediend voor een WW-uitkering. Deze aanvraag was tweemaal buiten behandeling gesteld omdat hij niet tijdig de benodigde gegevens had overgelegd. Na een nieuwe aanvraag op 20 september 2011, waarbij hij wel alle gevraagde stukken had ingediend, werd de aanvraag afgewezen omdat deze niet binnen de vereiste termijn van 26 weken na de werkloosheid was ingediend. Het Uwv had de appellant uiteindelijk een WW-uitkering toegekend, maar met de bepaling dat deze niet tot uitbetaling zou komen op grond van artikel 35 van de WW.
De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, omdat er volgens de rechtbank geen bijzondere omstandigheden aanwezig waren die een afwijking van de regels rechtvaardigden. In hoger beroep voerde de appellant aan dat hij door zijn ontslag na een langdurig dienstverband zo van slag was dat hij niet in staat was om tijdig een aanvraag in te dienen. Het Uwv betwistte dit en verwees naar een telefoonnotitie waarin was besproken dat de appellant een nieuwe aanvraag zou indienen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de appellant niet overtuigend had aangetoond dat hij niet in staat was om tijdig een aanvraag in te dienen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen sprake was van bijzondere omstandigheden die een uitzondering op de regels rechtvaardigden. De uitspraak werd gedaan door B.M. van Dun, in tegenwoordigheid van griffier H.J. Dekker, en werd openbaar uitgesproken op 11 september 2013.