ECLI:NL:CRVB:2013:1683
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.J. de Mooij
- W.H. Bel
- G. van Zeben-de Vries
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van noodopvang en rechtsbescherming van Roma in Almere
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de noodopvang voor een groep Roma in de gemeente Almere. Appellanten, die sinds 2007 in Almere wonen, hebben geen bekende nationaliteit en beschikken niet over reispapieren. De gemeente Almere heeft hen noodopvang geboden, maar heeft hen per 1 april 2010 geïnformeerd dat deze opvang zou eindigen. Appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar hun bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard. De Minister voor Immigratie en Asiel heeft hen vervolgens een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, waardoor zij vanaf 24 januari 2011 in een andere gemeente moesten verblijven. De rechtbank heeft het beroep van appellanten tegen de beëindiging van de noodopvang ongegrond verklaard, maar appellanten hebben hoger beroep ingesteld.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de brief van het college van 23 december 2009, waarin de beëindiging van de noodopvang werd aangekondigd, moet worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft vastgesteld dat de opvang voor appellanten feitelijk niet is beëindigd tot 24 januari 2011, en dat de opvang adequaat was, ondanks de onzekerheid over de ontruiming. De Raad heeft het beroep van appellanten tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, maar heeft het college wel veroordeeld in de proceskosten van appellanten.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van rechtsbescherming voor kwetsbare groepen zoals de Roma, en de verplichtingen van de overheid om adequate opvang te bieden, zelfs in situaties waarin de betrokkenen geen aanspraak kunnen maken op reguliere voorzieningen. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en het beroep tegen het besluit van 4 februari 2010 gegrond verklaard, terwijl het beroep tegen het besluit van 6 december 2011 ongegrond werd verklaard.