Uitspraak
Mogelijkhedenlijst (FML) van gelijke datum en een arbeidskundig rapport van 22 januari 2013 met daarbij behorende CBBS-formulieren.
OVERWEGINGEN
.Bij brief van 28 september 2010 heeft appellante melding gemaakt van een verslechtering van haar gezondheidstoestand en heeft zij verzocht om een herbeoordeling in het kader van de WAO.
rechteroog, psychische klachten, pijnklachten en gehoorproblemen rechts. Op grond van de anamnese, het onderzoek en de beschikbare gegevens in het dossier, kan volgens de
verzekeringsarts worden gesteld dat er ten opzichte van het laatste verzekeringsgeneeskundige onderzoek op 12 oktober 2006 geen evidente wijzigingen zijn in de klachten en in het ziektebeeld van appellante.
toegenomen.
bezwaarverzekeringsarts De Vink in het kader van de heroverweging in bezwaar een nader
onderzoek ingesteld. Uit zijn rapport van 19 januari 2011/8 maart 2011, komt naar voren dat
ongegrond verklaard.
verzekeringsartsen beschikten naar het oordeel van de rechtbank over voldoende onderzoeksgegevens om op een verantwoorde wijze tot een afgewogen medisch oordeel te kunnen komen en tot een inschatting van de belastbaarheid van appellante. In het bijzonder heeft de rechtbank nog overwogen dat haar niet is gebleken dat, zoals appellante had gesteld, de bezwaarverzekeringsarts vooringenomen is geweest bij het stellen van vragen aan de behandelaars van appellante.
sprake is van een allergische reactie en dat de behandelaars van I-Psy hebben laten weten dat de depressieve klachten van appellante het gevolg zijn van relatieproblemen en niet te kennen is gegeven dat deze werkgerelateerd zijn. Appellante heeft, aldus de rechtbank, geen objectieve (medische) stukken overgelegd waarmee zij haar stellingen heeft kunnen onderbouwen. Het bestreden besluit berust aldus volgens de rechtbank, ten aanzien van het medische oordeel van de
verzekeringsartsen dat bij appellante geen sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid, op een juiste grondslag.
bijgekomen als gevolg van diabetes, tonsillitis en vitaminedeficiëntie. Ten onrechte hebben de verzekeringsartsen volgens appellante geen beperkingen in de FML opgenomen voor
geluidsbelasting, in verband met irritatie van het linkeroog, in verband met klachten van mond, tong, lippen en speekselklieren, in verband met hemorroïden en in verband met een insufficiënte traanfilm. Op al deze punten klopt de FML volgens appellante niet.
beperkingen van appellante, zoals deze laatstelijk in 2006 waren vastgesteld, ten tijde in geding niet zijn toegenomen, is juist. Wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd geeft geen
aanleiding tot een ander oordeel.
overweegt de Raad dat, naar ook bezwaarverzekeringsarts De Vink heeft opgemerkt in zijn rapport van 9 december 2011, de FML van 12 oktober 2006 in deze procedure niet ter discussie staat.
gegevens aannemelijk kunnen maken dat haar beperkingen na 12 oktober 2006 zijn toegenomen. In zijn rapport van 9 december 2011 heeft bezwaarverzekeringsarts De Vink gemotiveerd en
overtuigend uiteengezet dat, ook op de door appellante in haar beroepschrift expliciet genoemde gezondheidsterreinen, geen sprake is van enige toename van beperkingen.
arbeidskundig rapport van 22 januari 2013 met de daarbij behorende CBBS-formulieren, erop neerkomend dat in het licht van de in 2006 vastgestelde beperkingen ook in arbeidskundig opzicht geen sprake is van toename van arbeidsongeschiktheid. Uit de brief van het Uwv van
uitgangspunt onjuist is. Blijkens de bewoordingen van het primaire besluit en het bestreden besluit is daarin een beslissing genomen met betrekking tot de datum 28 september 2010. Uit de aan die besluiten ten grondslag liggende rapporten van de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts, komt ook duidelijk naar voren dat de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts een zogeheten amberbeoordeling hebben verricht, waarbij beoordeeld is of in verband met de door appellante gestelde verslechtering van haar gezondheidssituatie met ingang van 28 september 2010, haar WAO-uitkering met inachtneming van een wachttijd van vier weken diende te worden herzien. Ook de rechtbank is - zie onder 3.2 van deze uitspraak - hiervan uitgegaan, terwijl appellante blijkens het beroepschrift van 1 december 2011 eveneens ervan is uitgegaan dat de ter beoordeling voorliggende datum in deze procedure 28 september 2010 is. Gelet overigens op de dagtekening van het bestreden besluit (9 maart 2011), kan dit bezwaarlijk geacht worden (ook) een beslissing in te houden met betrekking tot een datum aansluitend aan een in september 2010 aangevangen en derhalve eerst in september 2012 eindigende wachttijd van 104 weken, als bedoeld in artikel 37 van de WAO.
bepalingen helaas ontbreekt, moet dan ook worden geacht uitsluitend te zijn genomen met
toepassing van artikel 39a van de WAO.
bewoordingen en bedoeling uitsluitend ziet op die situaties waarin sprake is van een toename van de medische beperkingen die ten grondslag hebben gelegen aan de eerder toegekende of
herziene uitkering. Indien van een zodanige toename niet kan worden gesproken, wordt aan een beoordeling van de arbeidskundige aspecten niet meer toegekomen. Slechts indien zich zulk een toename wel heeft voorgedaan, dient ter beoordeling of, en zo ja in welke omvang, die toename van beperkingen ook leidt tot een toename van arbeidsongeschiktheid, de arbeidskundige
component in ogenschouw te worden genomen. Aan de door het Uwv in hoger beroep alsnog
uitgevoerde arbeidskundige beoordeling komt derhalve geen betekenis toe bij de beantwoording van de voorliggende vraag of het bestreden besluit in rechte stand kan houden.
geselecteerde functies bevinden, zodat niet kan worden nagegaan of de belasting per functie de aangegeven belastbaarheid overschrijdt.