ECLI:NL:CRVB:2013:1658

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 september 2013
Publicatiedatum
4 september 2013
Zaaknummer
12-1140 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om ongehuwdenpensioen op basis van duurzaam gescheiden leven

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 september 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellante, gehuwd sinds 19 maart 1999, had op 24 september 2010 een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) aangevraagd. De Sociale verzekeringsbank (Svb) kende haar een pensioen toe op basis van de gehuwdennorm, maar na een verzoek om herziening naar de norm voor ongehuwden, werd dit afgewezen. De Svb stelde dat appellante niet duurzaam gescheiden leefde van haar echtgenoot, gezien hun gezamenlijke activiteiten en regelmatig contact.

De rechtbank verklaarde het beroep van appellante tegen het besluit van de Svb ongegrond. De rechtbank oordeelde dat appellante niet had aangetoond dat zij duurzaam gescheiden leefde, ondanks dat zij en haar echtgenoot in verschillende landen woonden en geen gezamenlijke rekening hadden. De Raad voor de Rechtspraak bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat de omstandigheden die appellante aanvoerde, niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van duurzaam gescheiden leven. De Raad benadrukte dat een huwelijk een echtelijke samenleving veronderstelt en dat het aan appellante was om aan te tonen dat deze niet bestond.

De Raad nam de overwegingen van de rechtbank over en concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing werd openbaar uitgesproken, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
12/1140 AOW
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
5 oktober 2011, 11/2903 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te[woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. L. Chr. Kranendonk, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 juli 2013. Appellante is, met bericht, niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K. Verbeek.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante is sinds 19 maart 1999 gehuwd met [naam echtgenoot] ([naam echtgenoot]). Op
24 september 2010 heeft appellante een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) aangevraagd. Appellante heeft daarbij vermeld dat haar partner in Oostenrijk woont en dat zij een LAT relatie hebben. Bij besluit van 25 oktober 2010 heeft de Svb aan appellante een ouderdomspensioen op grond van de AOW toegekend, berekend naar het bedrag voor een gehuwde. Op 10 november 2010 heeft appellante verzocht om herziening van haar AOW-pensioen naar de norm voor een ongehuwde. De Svb heeft daarop een onderzoek ingesteld en appellante heeft in dit kader via een onderzoeksformulier nadere informatie verstrekt over haar partner.
1.2.
Bij besluit van 22 december 2010 heeft de Svb het verzoek om toekenning van een ongehuwdenpensioen afgewezen op de grond dat appellante niet duurzaam gescheiden leeft van haar echtgenoot gezien de gezamenlijke activiteiten en het regelmatige contact met haar partner.
1.3.
Bij besluit van 5 mei 2011 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar tegen het besluit van 22 december 2010 ongegrond verklaard. Daarbij is overwogen dat appellante, rekening houdend met de feiten en omstandigheden, niet voldoet aan het criterium van duurzaam gescheiden leven.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak onder meer het volgende overwogen, waarbij voor eiseres appellante en voor verweerder de Svb moet worden gelezen:
“Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (hierna: de Raad) is van duurzaam gescheiden leven sprake indien ten aanzien van gehuwden de toestand is ontstaan dat, na de door beiden of één hunner gewilde verbreking van de echtelijke samenleving, ieder afzonderlijk zijn eigen leven leidt als ware hij niet met de ander gehuwd en deze toestand door hen beiden, althans door een van hen, als bestendig is bedoeld. Voorts heeft de Raad in zijn rechtspraak tot uitdrukking gebracht, dat in het algemeen kan worden aangenomen dat na het sluiten van een huwelijk de betrokkenen de intentie hebben een echtelijke samenleving - al dan niet op termijn - aan te gaan, maar dat het niet is uit te sluiten dat onder omstandigheden vanaf de huwelijksdatum, van duurzaam gescheiden leven kan worden gesproken, mits dat ondubbelzinnig uit de feiten en omstandigheden blijkt (zie onder meer de uitspraak van 11 maart 2011, zoals te vinden op www.rechtspraak.nl onder LJN: BP8036).
Eiseres stelt vanaf de huwelijksdatum duurzaam gescheiden van haar echtgenoot te leven en daarom recht te hebben op een ongehuwdenpensioen. Aangezien een huwelijk een echtelijke samenleving veronderstelt, is het aan eiseres om aannemelijk te maken dat van duurzaam gescheiden leven sprake is. Hierin is zij naar het oordeel van de rechtbank niet geslaagd. Uit het voorafgaande blijkt namelijk dat eiseres en haar echtgenoot ieder jaar tijdens vakanties in totaal ongeveer een maand samen zijn. Zij verblijven dat bij elkaar. Als zij samen in Amsterdam zijn bezoeken ze samen familie en vrienden van eiseres. Zij treden dan dus als gehuwd stel naar buiten. Voorts is gebleken dat zij regelmatig telefonisch contact met elkaar hebben. Nu eiseres desgevraagd bovendien niet heeft uitgesloten dat zij in de toekomt (na het overlijden van haar schoonmoeder) met [naam echtgenoot] gaat samenwonen, kan niet gezegd worden dat eiseres en [naam echtgenoot] een leven leiden als ware zij niet met elkaar gehuwd.
Dat eiseres en haar echtgenoot apart (in een ander land) wonen, een gescheiden huishouding voeren, geen gezamenlijke rekening hebben, geen sleutel van elkaars woning hebben, geen levensverzekering op elkaars leven hebben afgesloten en niet in gemeenschap van goederen zijn getrouwd, doet aan het voorgaande niet af. Deze omstandigheden maken niet dat daarmee (toch) sprake is van duurzaam gescheiden leven.”
3.
Appellante heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd. Appellante heeft aangevoerd dat zij en haar echtgenoot altijd een gescheiden huishouden hebben gevoerd en dat zij elkaar zo nu en dan zien. Ongeacht dat niet kan worden uitgesloten dat appellante in de toekomst zou kunnen gaan samenwonen met [naam echtgenoot], leiden appellante en [naam echtgenoot] geen leven als waren zij met elkaar gehuwd. Gelet op de omstandigheden genoemd in rechtsoverweging
4.2
van de aangevallen uitspraak, is de conclusie van de rechtbank dat geen sprake is van duurzaam gescheiden leven onbegrijpelijk.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad onderschrijft de hiervoor in 2 geciteerde overwegingen van de rechtbank volledig, neemt deze over en maakt deze tot de zijne. De door appellante in hoger beroep aangevoerde beroepsgronden, welke neerkomen op een herhaling van hetgeen zij in beroep heeft aangevoerd, brengen de Raad niet tot een ander oordeel dan de rechtbank. Het in hoger beroep ingenomen standpunt dat appellante en haar echtgenoot elkaar zo nu en dan zien kan op grond van de gedingstukken niet worden gevolgd. De Raad merkt verder op dat gelet op de mogelijke samenwoning met [naam echtgenoot], na het overlijden van haar schoonmoeder, geen sprake kan zijn van een bestendig bedoeld duurzaam gescheiden leven.
4.2.
Het hoger beroep slaagt niet, zodat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van
V.C. Hartkamp als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
3 september 2013.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) V.C. Hartkamp
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip duurzaam gescheiden leven.

EH