ECLI:NL:CRVB:2013:1641
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging vervoerskostenvoorziening op basis van Aanvullend Openbaar Vervoer
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Het geschil betreft de beëindiging van de vervoerskostenvoorziening die aan appellante was toegekend op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had besloten de voorziening te beëindigen, omdat appellante in staat zou zijn om gebruik te maken van het Aanvullend Openbaar Vervoer (AOV), alleenreizend, direct en van deur tot deur. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het college een zorgvuldig (medisch) onderzoek had uitgevoerd en dat de conclusies van dit onderzoek voldoende onderbouwd waren.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat het onderzoek onvoldoende was en dat zij niet in staat is om met het AOV te reizen, onderbouwd met een verklaring van haar psychiater. De Raad heeft echter geoordeeld dat de rechtbank de gronden van beroep afdoende heeft besproken en gemotiveerd waarom het beroep van appellante niet kon slagen. De verklaring van de psychiater werd niet als nieuw bewijs gezien, omdat deze niet betrekking had op de AOV-variant die aan appellante was aangeboden.
De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 4 september 2013.