ECLI:NL:CRVB:2013:1634

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 september 2013
Publicatiedatum
4 september 2013
Zaaknummer
10-6984 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eigen bijdrage AWBZ en terugwerkende kracht bij verblijf in zorginstelling

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 september 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, geboren in 1989, ontving een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) en verbleef sinds 18 augustus 2008 in zorginstelling Werkenrode te Groesbeek. Het Centraal Administratiekantoor B.V. (CAK) had de eigen bijdrage voor het verblijf van appellant vastgesteld op € 63,79 per maand voor de periode van 18 augustus 2008 tot en met 31 augustus 2008, en op € 138,60 per maand vanaf 1 september 2008. Na bezwaar van appellant heeft CAK de eigen bijdrage voor de periode van 1 september 2008 tot en met 31 december 2008 verlaagd naar € 98,73 per maand, maar het bezwaar voor de overige perioden ongegrond verklaard.

De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond, met de overweging dat de AWBZ geen regels bevat voor de termijn waarbinnen de eigen bijdrage moet worden vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de rechtmatigheid van de vaststelling van de eigen bijdrage niet in het geding was, ondanks het tijdsverloop van ongeveer tien maanden. Appellant had redelijkerwijs moeten begrijpen dat hij een eigen bijdrage verschuldigd was voor zijn verblijf in de zorginstelling en had zich moeten informeren over de financiële consequenties.

In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat het rechtszekerheidsbeginsel in zijn situatie zou moeten leiden tot het niet opleggen van de eigen bijdrage met terugwerkende kracht. De Centrale Raad van Beroep onderschreef echter het oordeel van de rechtbank en vond geen steun voor een ander oordeel in de argumenten van appellant. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat het hoger beroep geen doel trof. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

10/6984 AWBZ
Datum uitspraak: 4 september 2013
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
26 november 2010, 10/516 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te[woonplaats] (appellant)
het Centraal Administratiekantoor B.V. (CAK)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J. Heek hoger beroep ingesteld.
CAK heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 juli 2013. Voor appellant is verschenen[naam vader], de vader van appellant, bijgestaan door mr. Heek. CAK heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. B. Imhoff.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant, geboren[in] 1989, ontvangt een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) en verblijft sinds
18 augustus 2008 vijf etmalen per week in Werkenrode te Groesbeek, een instelling als bedoeld in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ).
1.2.
Bij besluit van 22 juni 2009 heeft CAK in verband met het verblijf van appellant in Werkenrode de eigen bijdrage van appellant over de periode van 18 augustus 2008 tot en met 31 augustus 2008 voorlopig vastgesteld op € 63,79 per maand en voor de periode vanaf
1 september 2008 op € 138,60 per maand.
1.3.
Bij besluit van 31 december 2009 (bestreden besluit) heeft CAK het tegen het besluit van 22 juni 2009 gemaakte bezwaar gegrond verklaard en de hoogte van de eigen bijdrage over de periode van 1 september 2008 tot en met 31 december 2008 naar beneden bijgesteld en voorlopig vastgesteld op € 98,73 per maand. CAK heeft het bezwaar voor het overige ongegrond verklaard.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat de AWBZ noch enige andere wettelijke regeling regels bevatten voor de termijn waarbinnen de eigen bijdrage in gevallen als het onderhavige moet zijn vastgesteld en dat de AWBZ en het Bijdragebesluit zorg geen ruimte bieden om de eigen bijdrage niet op te leggen, te matigen of kwijt te schelden. De rechtmatigheid van de vaststelling van de door appellant verschuldigde bijdrage, ongeveer tien maanden na de aanvang van het verblijf in Werkenrode, kan gezien het imperatieve karakter van de genoemde voorschriften niet worden aangetast. Het enkele tijdsverloop leidt niet tot de conclusie dat die vaststelling in strijd komt met enige regel van geschreven of ongeschreven recht. Van een bijzondere situatie, waarin een strikte toepassing van een wettelijk voorschrift van dwingendrechtelijke aard in strijd komt met het ongeschreven recht, is geen sprake. Appellant had redelijkerwijs moeten begrijpen dat een eigen bijdrage verschuldigd was voor verblijf in een zorginstelling. In ieder geval had het op de weg van appellant en/of zijn zaakwaarnemer gelegen om zich nader te informeren over de financiële consequenties van zijn verblijf op Werkenrode.
3.
Appellant heeft zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Hij heeft aangevoerd dat uit het rechtszekerheidsbeginsel voortvloeit dat in zijn situatie de eigen bijdrage voor het verblijf in Werkenrode niet met terugwerkende kracht kan worden opgelegd.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en de overwegingen waarop dat oordeel berust. In hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd heeft de Raad geen steun gevonden om tot een ander oordeel te komen. Ook de omstandigheid dat de indicatiestelling voor Werkenrode door mytylschool De Trappenberg te Huizen, de voormalige school van appellant, is verzorgd doet er niet aan af dat appellant redelijkerwijs had moeten begrijpen dat een eigen bijdrage verschuldigd was voor het verblijf in een zorginstelling en het op de weg van appellant en/of zijn zaakwaarnemer had gelegen om zich nader te informeren over de financiële consequenties van zijn verblijf op Werkenrode.
4.2.
Uit hetgeen onder 4.1 is overwogen volgt dat het hoger beroep geen doel treft. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij als voorzitter en W.H. Bel en
G. van Zeben-de Vries als leden, in tegenwoordigheid van J.R. Baas als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 september 2013.
(getekend) H.J. de Mooij
(getekend) J.R. Baas

EH