ECLI:NL:CRVB:2013:1623

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 september 2013
Publicatiedatum
3 september 2013
Zaaknummer
12-1011 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ingangsdatum bijstandsuitkering en bijzondere omstandigheden voor terugwerkende kracht

In deze zaak gaat het om de ingangsdatum van een bijstandsuitkering op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant ontving tot 4 oktober 2010 bijstand, maar deze werd door het college van burgemeester en wethouders van Geertruidenberg ingetrokken omdat appellant verzuimde inlichtingen te verstrekken. Op 28 oktober 2010 diende appellant een aanvraag in voor bijstand met als ingangsdatum 4 oktober 2010. Het college kende bijstand toe met ingang van 28 oktober 2010, omdat er geen dringende redenen waren om een eerdere ingangsdatum te hanteren. Appellant maakte bezwaar tegen deze ingangsdatum, maar het college verklaarde het bezwaar ongegrond, wat leidde tot een rechtszaak.

De rechtbank Breda verklaarde het beroep van appellant ongegrond. De rechtbank oordeelde dat appellant geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden had aangevoerd die het college hadden moeten doen terugkomen op het eerdere besluit. Ook voor de periode van 19 oktober tot en met 27 oktober 2010, vóór de aanvraagdatum, oordeelde de rechtbank dat er geen bijstand verleend kon worden zonder bijzondere omstandigheden. Appellant stelde dat zijn melding bij het Uwv Werkbedrijf op 28 oktober 2010 een bijzondere omstandigheid was, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat dit niet als zodanig kon worden aangemerkt.

De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college op goede gronden de ingangsdatum van de bijstand had vastgesteld op 28 oktober 2010. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 3 september 2013.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
12/1011 WWB
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 2 januari 2012, 11/4242 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Geertruidenberg (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. F.I. Piternella, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 juli 2013. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Piternella. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
A.P.M. Aarts.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant ontving tot 4 oktober 2010 bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB). Deze bijstand werd bij besluit van 18 oktober 2010 door het college ingetrokken omdat appellant had verzuimd inlichtingen te verstrekken.
1.2.
Appellant heeft zich op 28 oktober 2010 gemeld bij het Uwv Werkbedrijf voor het indienen van een aanvraag om bijstand met als ingangsdatum 4 oktober 2010. Het college heeft bij besluit van 16 december 2010 bijstand toegekend met ingang van 28 oktober 2010 op de grond dat er geen dringende redenen zijn om tot een eerdere ingangsdatum over te gaan. Appellant heeft tegen de ingangsdatum bezwaar gemaakt.
1.3.
Bij besluit van 30 juni 2011 (bestreden besluit) heeft het college dat bezwaar ongegrond verklaard. Daarbij is overwogen dat er geen dringende redenen en/of bijzondere omstandigheden zijn gebleken om af te wijken van de hoofdregel dat bijstand wordt toegekend per de datum dat men zich daarvoor meldt bij het Uwv Werkbedrijf.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
2.1.
De rechtbank heeft over de periode van 4 oktober 2010 tot en met 18 oktober 2010 geoordeeld dat appellant geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden als bedoeld in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht heeft aangevoerd op grond waarvan het college aanleiding had moeten zien om van zijn eerdere besluit van 18 oktober 2010 terug te komen.
2.2.
Over de periode van 19 oktober 2010 tot en met 27 oktober 2010 heeft de rechtbank vastgesteld dat deze periode voor de datum van de aanvraag op 28 oktober 2010 ligt en geoordeeld dat volgens vaste rechtspraak inzake toepassing van artikelen 43 en 44 van de WWB over deze periode in beginsel geen bijstand wordt verleend en dat appellant geen bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd die bijstandsverlening met terugwerkende kracht rechtvaardigen.
3.
Appellant heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd. Hij heeft aangevoerd dat de bijzondere omstandigheid voor toekenning van bijstand met terugwerkende kracht is gelegen in zijn melding op 28 oktober 2010 bij het Uwv Werkbedrijf.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, geeft geen aanleiding om het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen niet te onderschrijven. De melding op 28 oktober 2010 bij het Uwv Werkbedrijf kan niet worden aangemerkt als een bijzondere omstandigheid als bedoeld in het hiervoor in 2.2 aangehaald oordeel van de rechtbank. Dit betekent dat het college bij het bestreden besluit op goede gronden de ingangsdatum van de bijstand heeft vastgesteld op 28 oktober 2010.
4.2.
Het hoger beroep slaagt niet, zodat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van
V.C. Hartkamp als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 september 2013.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) V.C. Hartkamp

EH