ECLI:NL:CRVB:2013:1606
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op WIA-uitkering en medische beoordeling door bezwaarverzekeringsarts
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, waarin werd geoordeeld dat appellant geen recht heeft op een WIA-uitkering. De Centrale Raad van Beroep heeft op 30 augustus 2013 uitspraak gedaan. Appellant, die in 1994 behandeld is voor een brughoektumor, stelt dat zijn arbeidsongeschiktheid niet correct is vastgesteld door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv heeft in een besluit van 2 september 2010 vastgesteld dat appellant met ingang van 9 september 2010 geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat zijn arbeidsongeschiktheid minder dan 35% is. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld dat de medische beperkingen van appellant niet zijn onderschat en dat de bezwaarverzekeringsarts voldoende onderbouwing heeft gegeven voor de vaststelling van de belastbaarheid van appellant. Appellant heeft in hoger beroep zijn klachten herhaald en betoogd dat hij meer beperkingen heeft dan door het Uwv is vastgesteld. De Raad heeft echter geoordeeld dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de medische beoordeling door de bezwaarverzekeringsarts. De Raad heeft vastgesteld dat appellant zijn standpunt in hoger beroep niet met nadere medische gegevens heeft onderbouwd.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De Raad concludeert dat de functies die aan de schatting ten grondslag zijn gelegd, in medisch opzicht passend zijn voor appellant, en dat het hoger beroep niet slaagt. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.