ECLI:NL:CRVB:2013:1589
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en recht op WIA-uitkering na ziekte
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 augustus 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zutphen. Appellant had zich ziek gemeld op 11 september 2008 vanwege progressieve spierklachten, vermoeidheid en ernstige bloeddrukproblemen. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) concludeerde na onderzoek door verzekeringsarts M. Pool dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was, en weigerde hem een WIA-uitkering toe te kennen. Appellant betwistte deze conclusie en stelde dat zijn medicijngebruik en de bijwerkingen daarvan niet voldoende waren meegenomen in de beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid.
De rechtbank oordeelde dat het Uwv zorgvuldig had gehandeld en dat de medische beoordeling van appellant correct was. In hoger beroep herhaalde appellant zijn bezwaren, maar de Raad oordeelde dat het deskundigenrapport van de verzekeringsartsen inzichtelijk en consistent was. De Raad bevestigde dat er geen specifieke bezwaren waren tegen de vastgestelde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) en dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen medisch geschikt waren voor appellant.
De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de gezondheidstoestand van appellant op 9 september 2010 niet onjuist was ingeschat en dat het Uwv de geschiktheid van de functies voldoende had aangetoond. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.