ECLI:NL:CRVB:2013:1586
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- M.C. Bruning
- K. Wentholt
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van toeslag op grond van de Toeslagenwet na schending van inlichtingenplicht
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van een toeslag op grond van de Toeslagenwet (TW) die aan appellant was toegekend. Appellant had op 16 april 1999 een aanvraag ingediend voor een toeslag op zijn uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), welke aanvraag mede door zijn echtgenote, appellante, was ondertekend. Het Uwv heeft vastgesteld dat appellant teveel toeslag heeft ontvangen, omdat appellante in de betreffende perioden inkomsten uit arbeid of een socialezekerheidsuitkering heeft gehad. Het Uwv heeft daarop besloten om de toeslag te verlagen en de onverschuldigd betaalde toeslag van € 19.979,99 terug te vorderen. Appellante kreeg een boete opgelegd van € 2.000,- wegens het niet nakomen van haar inlichtingenplicht.
De rechtbank heeft de beroepen van appellant en appellante tegen de besluiten van het Uwv ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat appellanten hadden moeten weten dat de inkomsten van appellante invloed hadden op het recht op toeslag. In hoger beroep herhaalden appellanten hun stellingen, maar de Raad voor de Rechtspraak bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de inlichtingenplicht niet was nagekomen en dat het Uwv terecht de toeslag had herzien en de boete had opgelegd. De Raad concludeerde dat de hoogte van de boete evenredig was aan de ernst van de gedraging en dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.