ECLI:NL:CRVB:2013:1584
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.J. de Mooij
- W.H. Bel
- G. van Zeben-de Vries
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Almere
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 augustus 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De appellant, vertegenwoordigd door zijn wettelijk vertegenwoordiger, had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) ten behoeve van de kosten van een werkweek van school. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Almere, met als argument dat de appellant, die tot een groep Roma behoort en ten tijde van belang niet rechtmatig in Nederland verbleef, niet voldeed aan de voorwaarden voor bijstandsverlening. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, wat de appellant in hoger beroep aanvecht.
De Centrale Raad overweegt dat de appellant geen vreemdeling is in de zin van de WWB en dat hij onder artikel 16, tweede lid, van de WWB valt. Dit betekent dat zelfs in zeer dringende gevallen geen uitkering kan worden toegekend. De Raad verwijst naar eerdere uitspraken waarin is vastgesteld dat indien er een positieve verplichting bestaat om recht te doen aan artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM), dit niet kan worden gerealiseerd via de WWB. De Raad laat de vraag of de appellant als kwetsbare persoon onder artikel 8 van het EVRM bijzondere bescherming geniet in het midden.
De beroepsgrond van de appellant wordt verworpen en de Centrale Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank. Er wordt geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken, aangezien hiervoor geen aanleiding bestaat. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.