ECLI:NL:CRVB:2013:1582

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 augustus 2013
Publicatiedatum
28 augustus 2013
Zaaknummer
10-6919 ZVW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag compensatie eigen risico Zorgverzekeringswet na onvoldoende bewijs van medicijnlevering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan over de afwijzing van een aanvraag om compensatie van het eigen risico (CER) voor het jaar 2009, ingediend door betrokkene. De aanvraag werd afgewezen door het CAK B.V. omdat aan betrokkene in de jaren 2007 en 2008 minder dan 180 standaard dagdoseringen (DDD's) van relevante werkzame stoffen waren afgeleverd. Betrokkene heeft deze afwijzing betwist, maar heeft geen bewijs geleverd dat haar stelling onderbouwt. De Raad heeft vastgesteld dat de gegevens van Vektis, waar het CAK op baseerde, klopten en dat betrokkene niet aan de voorwaarden voldeed voor de compensatie.

De rechtbank Maastricht had eerder het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het besluit van het CAK vernietigd, omdat zij vond dat er meer onderzoek gedaan moest worden naar de medicatie die aan betrokkene was verstrekt. Echter, de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat betrokkene zelf geen overzicht van haar medicatie had verstrekt, waardoor er geen aanleiding was voor het CAK om verder onderzoek te doen. De Raad concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag terecht was en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd moest worden.

De Raad heeft de zaak beoordeeld op basis van de relevante wetgeving en eerdere uitspraken, en kwam tot de conclusie dat betrokkene niet voldeed aan de voorwaarden voor de compensatie. De Raad heeft het beroep van betrokkene ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank vernietigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
10/6919 ZVW
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van
12 november 2010, 10/469 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
CAK B.V. (appellant)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Betrokkene heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juli 2013. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. T.N.F. van der Gaarden. Betrokkene is - met voorafgaand bericht - niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellant heeft de aanvraag van betrokkene om compensatie van het eigen risico (CER) voor het jaar 2009, als bedoeld in artikel 118a van de Zorgverzekeringswet (Zvw) bij besluit van 23 december 2009 afgewezen omdat aan haar in 2007 en 2008 minder dan 180 standaard dagdoseringen (DDD’s) van werkzame stoffen zijn afgeleverd.
1.2. Bij het besluit van 29 maart 2010 (bestreden besluit) heeft appellant het bezwaar van betrokkene tegen het besluit van 23 december 2009 ongegrond verklaard. Daarbij heeft appellant verwezen naar het bijgevoegde overzicht van de bepaling farmaceutische kostengroepen (FKG’s) ten behoeve van CER 2009.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dat besluit wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht vernietigd en appellant opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Hiertoe heeft de rechtbank - kort samengevat - overwogen dat uit het overzicht van de aan betrokkene afgeleverde medicatie blijkt dat aan betrokkene meer standaard dagdoseringen (DDD’s) van medicatie met werkzame stoffen zijn verstrekt die aanleiding zouden kunnen geven tot indeling in een FKG. Gelet op het verschil tussen de door Vektis aangeleverde informatie en het overzicht van de aan betrokkene afgeleverde medicatie was appellant
- onder verwijzing naar de uitspraak van de Raad (LJN BN9985) - gehouden nader onderzoek te verrichten en kon niet slechts worden volstaan met een verwijzing naar de door Vektis verstrekte informatie.
3.
Appellant heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd. Volgens appellant
heeft betrokkene nimmer een overzicht van de aan haar afgeleverde medicatie verstrekt zodat
er geen verschil tussen de door Vektis aangeleverde informatie en het overzicht van de aan betrokkene afgeleverde informatie kan bestaan.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad verwijst voor het van toepassing zijnde wettelijke kader en de uitleg die daaraan moet worden gegeven naar zijn uitspraak van 7 september 2011 (LJN BR7037).
4.2.
De Raad stelt op grond van de dossierstukken vast dat betrokkene slechts heeft gesteld dat zij in verband met haar gebruik van medicijnen recht heeft op CER voor het jaar 2009 en dat zij haar stelling niet met feitelijke gegevens heeft onderbouwd. Er is
,anders dan door de rechtbank is aangenomen
,door betrokkene zelf geen overzicht verstrekt van de aan haar in 2007 en 2008 afgeleverde medicatie. Appellant behoefde onder deze omstandigheden geen nader onderzoek te doen naar de juistheid en/of volledigheid van de van Vektis verkregen gegevens. Het beroep van appellant treft doel. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd.
4.3.
Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad beoordelen of het beroep tegen het bestreden besluit al dan niet gegrond dient te worden verklaard.
4.4.
Uit de door Vektis aan appellant aangeleverde gegevens blijkt dat aan betrokkene in de jaren 2007 en 2008 minder dan 180 DDD’s van een relevante werkzame stof zijn afgeleverd. Aangezien betrokkene dat niet onderbouwd heeft weerlegd, ziet de Raad geen aanknopingspunten om daar niet van uit te gaan. Dit betekent dat betrokkene niet voldoet aan de voorwaarde dat in beide jaren sprake moet zijn geweest van de aflevering van meer dan 180 DDD’s van een relevante werkzame stof. Het beroep van betrokkene dient ongegrond te worden verklaard.
5.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van Z. Karekezi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2013.
(getekend) J. Brand
(getekend) Z. Karekezi

QH