ECLI:NL:CRVB:2013:1580

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 augustus 2013
Publicatiedatum
28 augustus 2013
Zaaknummer
11-4217 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in proceskosten na intrekking hoger beroep door appellant

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 augustus 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep was ingetrokken omdat het Uwv gedeeltelijk aan de appellant was tegemoetgekomen. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv op 18 augustus 2011 een beslissing op bezwaar had genomen, die later door de Raad als gebrekkig werd beoordeeld. Op 27 februari 2013 heeft de Raad een tussenuitspraak gedaan waarin het Uwv werd opgedragen het gebrek te herstellen. Na de gewijzigde beslissing op bezwaar op 8 april 2013 heeft de appellant, vertegenwoordigd door mr. Boumanjal, het hoger beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van het Uwv in de proceskosten.

De Raad heeft in zijn overwegingen artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 21 van de Beroepswet toegepast. Deze artikelen bepalen dat indien een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener tegemoetkomt, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener in de kosten kan worden veroordeeld. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv in dit geval in de kosten van de appellant moet worden veroordeeld, omdat de appellant redelijkerwijs kosten heeft moeten maken in verband met de behandeling van het hoger beroep.

De proceskosten zijn begroot op € 944,-, conform het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door B.M. van Dun, met T. Hemelrijk-van den Oudenalder als griffier, en is openbaar uitgesproken op 28 augustus 2013.

Uitspraak

11/4217 WW, 11/5471 WW
Datum uitspraak: 28 augustus 2013
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 31 mei 2011, 10/1143 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

De Raad heeft op 27 februari 2013 een tussenuitspraak gedaan waarin het Uwv is opgedragen het gebrek in de beslissing op bezwaar van 18 augustus 2011 te herstellen.
Het Uwv heeft op 8 april 2013 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 3 mei 2013 heeft mr. Boumanjal namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
De Raad stelt vast dat het hoger beroep is ingetrokken omdat het Uwv gedeeltelijk aan appellant is tegemoetgekomen.
De Raad ziet hierin aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 944,- in hoger beroep.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 944,-.
Deze uitspraak is gedaan door B.M. van Dun, in tegenwoordigheid van
T. Hemelrijk-van den Oudenalder als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2013.
(getekend) B.M. van Dun
(getekend) T. Hemelrijk-van den Oudenalder

QH