ECLI:NL:CRVB:2013:1570
Centrale Raad van Beroep
- Schadevergoedingsuitspraak
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 augustus 2013 uitspraak gedaan over een verzoek tot schadevergoeding van een betrokkene, die hoger beroep had ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Maastricht. De zaak betreft een geschil tussen de betrokkene en de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door de Minister van Veiligheid en Justitie. De betrokkene had in eerste instantie een verzoek om schadevergoeding ingediend wegens de mogelijke overschrijding van de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM).
Tijdens de procedure heeft de Raad het onderzoek heropend om een nadere uitspraak te doen over het verzoek om schadevergoeding. Echter, op 11 april 2013 heeft de betrokkene het verzoek om schadevergoeding ingetrokken, omdat partijen overeenstemming hadden bereikt over het bedrag aan schadevergoeding. De Raad heeft vervolgens besloten dat er geen reden was om de Staat te veroordelen in de proceskosten, aangezien de intrekking van het verzoek om schadevergoeding geen proceshandeling was die voor vergoeding in aanmerking kwam op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
De Raad heeft ook geoordeeld dat het verzoek van de betrokkene om de Staat te veroordelen tot vergoeding van reiskosten in beroep en hoger beroep niet voor inwilliging in aanmerking kwam. De beslissing van de Raad is openbaar uitgesproken en de uitspraak is ondertekend door de voorzitter en de griffier.