In deze zaak heeft appellant bezwaar gemaakt tegen de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet WIA, waarbij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35-80% is vastgesteld. De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 1 december 2011 bekrachtigd, waarin werd geoordeeld dat de medische grondslag van het bestreden besluit deugdelijk was. De bezwaarverzekeringsarts heeft in hoger beroep geen nieuwe objectieve medische feiten aangetroffen die een ander besluit zouden rechtvaardigen. Appellant heeft zijn standpunt herhaald dat zijn beperkingen ernstig zijn onderschat en dat hij niet in staat is de door het Uwv geduide functies uit te voeren. De Raad heeft echter geconcludeerd dat de rechtbank op zorgvuldige wijze heeft geoordeeld over zowel de medische als de arbeidskundige beoordeling. De Raad heeft geen aanleiding gezien om de eerdere beslissing van de rechtbank te herzien, en heeft het hoger beroep van appellant afgewezen. De uitspraak is gedaan door C.P.J. Goorden, in tegenwoordigheid van K.E. Haan als griffier, en is openbaar uitgesproken op 28 augustus 2013.