ECLI:NL:CRVB:2013:1564
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant in het kader van de WAO
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 augustus 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Arnhem. Appellant, die eerder als keukenhulp werkte, had zich in 2008 opnieuw arbeidsongeschikt gemeld na een periode van werk als horecamedewerker. Het UWV had vastgesteld dat zijn WAO-uitkering ongewijzigd bleef, ingedeeld in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 25 tot 35%. Appellant was het niet eens met deze beslissing en stelde dat zijn gezondheid was verslechterd en dat er meer beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgenomen hadden moeten worden.
De Raad heeft de medische beoordeling van het UWV onderschreven en vastgesteld dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig was uitgevoerd. De Raad concludeerde dat de rapporten van de bezwaarverzekeringsarts en bezwaararbeidsdeskundige voldoende inzichtelijk en toetsbaar waren. De Raad oordeelde dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, geschikt waren voor appellant, en dat de mate van arbeidsongeschiktheid terecht was vastgesteld.
Appellant had in hoger beroep aangevoerd dat er sprake was van progressieve beperkingen en dat de rechtbank zijn beroepsgronden onvolledig had behandeld. De Raad heeft echter geen aanleiding gevonden om te twijfelen aan de eerdere beoordelingen en heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad concludeerde dat er geen reden was voor een veroordeling tot vergoeding van proceskosten, en bevestigde de beslissing van het UWV dat de WAO-uitkering van appellant per 24 november 2010 ongewijzigd bleef.