ECLI:NL:CRVB:2013:1556
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens schending inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 augustus 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De appellant, die sinds 8 oktober 2004 bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), had zijn recht op bijstand verloren door een schending van de inlichtingenverplichting. Uit onderzoek van het Team Handhaving van Sociale Zaken van de gemeente Almere bleek dat de appellant vanaf 20 april 2006 niet op het door hem opgegeven adres woonde. Dit leidde tot de intrekking van zijn bijstandsuitkering en de terugvordering van eerder verstrekte bijstandsbedragen.
De rechtbank had het beroep van de appellant tegen de besluiten van het college ongegrond verklaard. De appellant stelde dat het college niet had voldaan aan zijn onderzoeksplicht en bewijslast. Hij betwistte de conclusies van het onderzoek, dat onder andere bestond uit dossieronderzoek en verklaringen van getuigen. De Raad oordeelde echter dat het college voldoende bewijs had geleverd dat de appellant niet op het opgegeven adres woonde. De verklaringen van de hoofdbewoner en buurtbewoners, alsook de gegevens uit de gemeentelijke basisadministratie, ondersteunden de conclusie dat de appellant zijn hoofdverblijf niet had op het opgegeven adres.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde. De Raad concludeerde dat er geen noodzaak was voor aanvullend onderzoek, zoals een huisbezoek, en dat de appellant zelf verantwoordelijk was voor het aanleveren van ontlastend bewijs. De uitspraak werd gedaan door E.J.M. Heijs, met P.J.M. Crombach als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 27 augustus 2013.