ECLI:NL:CRVB:2013:1547
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Opschorting, intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarbij de intrekking van haar bijstandsuitkering werd bevestigd. Appellante ontving sinds 24 september 2007 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De aanleiding voor de opschorting en intrekking van de bijstand was een anonieme fraudemelding die de Dienst Werk en Inkomen van de gemeente Amsterdam ontving op 28 juli 2009. Deze melding suggereerde dat appellante een aanzienlijk bedrag had ontvangen uit de verkoop van een perceel grond in Marokko, maar dat zij dit niet had gemeld aan het college. De DWI voerde een onderzoek uit en verzocht appellante om informatie over haar financiële situatie en de verkoop van het onroerend goed. Appellante voldeed echter niet aan de verzoeken om informatie, wat leidde tot de opschorting van haar bijstandsuitkering per 17 februari 2010 en de terugvordering van eerder verstrekte bijstand.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden door geen volledige informatie te verstrekken over de verkoop van het perceel grond. De Raad stelde vast dat appellante tot 3 januari 2007 mede-eigenaar was van het perceel en dat haar aandeel in de verkoopopbrengst € 112.500,- bedroeg. Appellante had niet aannemelijk gemaakt dat zij niet over dit bedrag had kunnen beschikken. De door haar overgelegde verklaringen over leningen van haar moeder waren onvoldoende om haar stelling te onderbouwen. De Raad bevestigde de uitspraak van het college en verklaarde het hoger beroep ongegrond.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en werd openbaar uitgesproken op 27 augustus 2013. Er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.