ECLI:NL:CRVB:2013:1542
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking bijstandsverlening wegens onvoldoende gegevensverstrekking door appellant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage. Appellant ontving sinds 10 april 2008 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Na een opschorting van zijn bijstandsrecht heeft het college op 10 juni 2010 de bijstand van appellant met ingang van 1 mei 2010 ingetrokken, omdat hij niet de gevraagde gegevens had verstrekt over twee voertuigen die op zijn naam stonden. Appellant heeft in bezwaar geen nieuwe informatie aangeleverd, wat leidde tot een handhaving van de intrekking van de bijstand. De Raad heeft eerder in een tussenuitspraak geoordeeld dat het college de grondslag van de intrekking moest wijzigen, maar heeft in deze uitspraak het beroep tegen de nieuwe beslissing op bezwaar ongegrond verklaard.
Appellant heeft op 24 augustus 2010 opnieuw bijstand aangevraagd, maar het college heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen omdat appellant niet alle gevraagde bewijsstukken had ingediend. De Raad heeft vastgesteld dat de gegevens die het college op 27 augustus 2010 heeft opgevraagd, essentieel waren voor de beoordeling van de aanvraag. Appellant heeft weliswaar enkele bankafschriften overgelegd, maar geen verklaring gegeven over de stortingen die daarop zichtbaar waren. Het college was derhalve bevoegd om de aanvraag buiten behandeling te stellen op basis van artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er zijn geen gronden voor een veroordeling in de proceskosten, aangezien de Raad geen aanleiding ziet om af te wijken van het gebruikelijke uitgangspunt dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is openbaar gedaan op 27 augustus 2013.