Uitspraak
30 november 2011, 10/8723 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, die haar beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Delft ongegrond had verklaard. Het college had op 29 juni 2009 een aanvraag van appellante voor bijzondere bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) afgewezen, omdat de verhuiskosten niet als noodzakelijke kosten van het bestaan werden beschouwd. Appellante heeft geen bezwaar gemaakt tegen dit besluit. In 2010 diende zij een nieuwe aanvraag in, die door het college werd afgewezen met de mededeling dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herziening van het eerdere besluit rechtvaardigden.
De Centrale Raad van Beroep heeft in hoger beroep de argumenten van appellante beoordeeld. Appellante stelde dat zij jarenlang geïntimideerd was door haar ex-man en dat haar verhuizing noodzakelijk was voor haar veiligheid. Ze verzocht om een herbeoordeling van haar situatie, maar de Raad oordeelde dat de door haar aangevoerde omstandigheden niet nieuw waren en reeds bekend waren ten tijde van het eerdere besluit. De Raad concludeerde dat het college terecht had geweigerd om terug te komen op het besluit van 29 juni 2009, omdat appellante geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden had aangedragen die een herziening rechtvaardigden.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 27 augustus 2013.