ECLI:NL:CRVB:2013:1540

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 augustus 2013
Publicatiedatum
27 augustus 2013
Zaaknummer
11-7282 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van het college om terug te komen op een eerder besluit inzake bijzondere bijstand

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, die haar beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Delft ongegrond had verklaard. Het college had op 29 juni 2009 een aanvraag van appellante voor bijzondere bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) afgewezen, omdat de verhuiskosten niet als noodzakelijke kosten van het bestaan werden beschouwd. Appellante heeft geen bezwaar gemaakt tegen dit besluit. In 2010 diende zij een nieuwe aanvraag in, die door het college werd afgewezen met de mededeling dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herziening van het eerdere besluit rechtvaardigden.

De Centrale Raad van Beroep heeft in hoger beroep de argumenten van appellante beoordeeld. Appellante stelde dat zij jarenlang geïntimideerd was door haar ex-man en dat haar verhuizing noodzakelijk was voor haar veiligheid. Ze verzocht om een herbeoordeling van haar situatie, maar de Raad oordeelde dat de door haar aangevoerde omstandigheden niet nieuw waren en reeds bekend waren ten tijde van het eerdere besluit. De Raad concludeerde dat het college terecht had geweigerd om terug te komen op het besluit van 29 juni 2009, omdat appellante geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden had aangedragen die een herziening rechtvaardigden.

De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 27 augustus 2013.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
11/7282 WWB
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van
30 november 2011, 10/8723 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te[woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Delft (college)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 juli 2013. Appellante is verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door S. Pitschula.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante heeft op 27 mei 2009 een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) voor verhuis- en inrichtingskosten. Het college heeft deze aanvraag bij besluit van 29 juni 2009 afgewezen op de grond dat de verhuiskosten geen uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan zijn. Appellante heeft tegen dit besluit geen bezwaar gemaakt.
1.2.
Appellante heeft op 22 juni 2010 een nieuwe aanvraag ingediend, waarbij zij om een “second opinion” heeft verzocht van het besluit van 29 juni 2009.
1.3.
Bij besluit van 1 juli 2010, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 2 december 2010 (bestreden besluit), heeft het college deze aanvraag afgewezen. Aan het bestreden besluit ligt, samengevat, ten grondslag dat de aanvraag van 22 juni 2010 een verzoek om herziening van het besluit van 29 juni 2009 betreft en dat geen grond bestaat voor inwilliging van dit verzoek, omdat appellante geen nieuwe feiten en omstandigheden naar voren heeft gebracht.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.
In hoger beroep heeft appellante zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Zij heeft, samengevat, het volgende aangevoerd. Zij is jarenlang geïntimideerd door haar ex-man. Haar verhuizing was noodzakelijk: een vlucht voor veiligheid en geborgenheid. Zij verwijt de politie haar onvoldoende te hebben beschermd tegen haar ex-man. Haar bewijsstukken zijn bijna nihil, omdat in het computersysteem van de politie bijna niets is terug te vinden. Zij wil dat er nogmaals naar de feiten en omstandigheden wordt gekeken en dat haar het voordeel van de twijfel wordt gegund.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Appellante heeft ter zitting van de Raad bevestigd dat zij met haar aanvraag van 22 juni 2010 heeft beoogd dat het college terugkomt van zijn afwijzend besluit van 29 juni 2009.
4.2.
Het college heeft geweigerd terug te komen van zijn besluit van 29 juni 2009. De toetsing van een dergelijke weigering is, overeenkomstig het bepaalde in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht, in beginsel beperkt tot het beantwoorden van de vraag of de belanghebbende nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden heeft aangevoerd.
4.3.
Appellante heeft geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden aangevoerd. Wat zij in hoger beroep heeft aangevoerd, was het college reeds bekend ten tijde van het besluit van
29 juni 2009. Voor zover appellante meent dat het college onvoldoende rekening heeft gehouden met haar omstandigheden, had zij bezwaar kunnen maken tegen het besluit van
29 juni 2009.
4.4.
Uit 4.2 en 4.3 volgt dat het college bevoegd was de aanvraag af te wijzen onder verwijzing naar het besluit van 29 juni 2009. Wat appellante heeft aangevoerd, kan niet tot het oordeel leiden dat het college niet in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van deze bevoegdheid.
4.5.
De conclusie is dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.M. Heijs, in tegenwoordigheid van P.J.M. Crombach als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 augustus 2013.
(getekend) E.J.M. Heijs
(getekend) P.J.M. Crombach

HD