ECLI:NL:CRVB:2013:1539

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 augustus 2013
Publicatiedatum
27 augustus 2013
Zaaknummer
11-7272 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van bijzondere bijstand voor medische kosten in verband met de ziekte van Lyme

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 augustus 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van bijzondere bijstand voor medische kosten van een appellante die lijdt aan de ziekte van Lyme. De appellante had in 2005 een tekenbeet opgelopen en in 2008 was de ziekte vastgesteld. Voor haar behandeling was zij doorverwezen naar de Oosteinde Walborg Kliniek. Op 15 februari 2011 had zij medische kosten gemaakt, die zij ter plekke had voldaan. Op 16 februari 2011 diende zij een aanvraag in voor bijzondere bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) voor deze kosten. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam wees deze aanvraag af, met als argument dat de medische kosten al waren voldaan en dat er geen acute noodsituatie was die bijzondere bijstand rechtvaardigde.

De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van de appellante gegrond, maar liet de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand voor zover de aanvraag om bijzondere bijstand voor de resterende kosten was afgewezen. De appellante ging in hoger beroep tegen deze beslissing, stellende dat er zeer dringende redenen waren voor bijstandsverlening, omdat haar ziekte zonder adequate behandeling zou leiden tot blijvend letsel en haar dagelijks functioneren ernstig zou beperken.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen sprake was van zeer dringende redenen zoals bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de WWB. De Raad concludeerde dat de appellante niet had aangetoond dat er ten tijde van de aanvraag sprake was van een acute noodsituatie en dat de omstandigheden niet op andere wijze verholpen konden worden. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak, waarbij het hoger beroep van de appellante niet slaagde. Er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
11/7272 WWB
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
23 november 2011, 11/4161 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te[woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. D. van der Wal, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 juli 2013. Appellante is, met bericht, niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H. Bleeker.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante is in 2005 gebeten door een teek en in 2008 is bij haar de ziekte van Lyme vastgesteld. Zij is hiervoor in het Slotervaartziekenhuis kortstondig behandeld en uiteindelijk voor specialistische behandeling doorverwezen naar de Oosteinde Walborg Kliniek (Kliniek). Op 15 februari 2011 heeft medisch onderzoek plaatsgevonden in de Kliniek. Uit de declaratie van de Kliniek van 15 februari 2011 volgt dat aan appellante voor dit onderzoek een bedrag van € 318,40 in rekening is gebracht en dat appellante dit bedrag ter plekke heeft betaald. Van het bedrag van € 318,40 heeft € 80,-- betrekking op de kosten van het consult. Ohra heeft
€ 35,-- van de kosten van dit consult vergoed.
1.2.
Appellante heeft op 16 februari 2011 een aanvraag om bijzondere bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend voor de onder 1.1 bedoelde medische kosten.
1.3.
Het college heeft bij besluit van 9 mei 2011, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van
20 juli 2011 (bestreden besluit), de aanvraag om bijzondere bijstand afgewezen.
1.4.
Ter zitting van de rechtbank heeft het college toegezegd aan appellante de resterende kosten van het consult, te weten € 45,--, te vergoeden. Voorts heeft het college de motivering van het bestreden besluit gewijzigd en zich op het standpunt gesteld dat voor medische kosten de Zorgverzekeringswet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten moeten worden aangemerkt als voorliggende voorziening als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de WWB. Het college heeft voorts gesteld dat de gevraagde kosten zich ten tijde van de aanvraag niet meer voordeden.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven, voor zover daarbij de aanvraag om bijzondere bijstand voor de resterende kosten is afgewezen.
3.
Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd, voor zover de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand zijn gelaten. Zij heeft aangevoerd dat in haar geval sprake is van zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de WWB. Haar ziekte heeft - zonder adequate behandelingen - blijvend ernstig letsel tot gevolg en zij wordt door de duur en de intensiteit van de klachten drastisch beperkt in haar dagelijks functioneren. Appellante heeft alle gangbare medicijnen en behandelingen ter bestrijding van de met haar ziekte gepaard gaande klachten reeds geprobeerd. Door de artsen is de noodzaak van de behandelingen ook zeer duidelijk benadrukt en behandeling in de Kliniek is nog de enige optie.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Artikel 16, eerste lid, van de WWB, biedt de mogelijkheid om in afwijking van artikel 15, eerste lid, van de WWB, bijstand te verlenen indien, gelet op alle omstandigheden, zeer dringende redenen daartoe noodzaken. Daarvoor dient vast te staan dat sprake is van een acute noodsituatie en dat de behoeftige omstandigheden waarin de belanghebbende verkeert op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen, zodat het verlenen van bijstand volstrekt onvermijdelijk is. Een acute noodsituatie is aan de orde als de situatie levensbedreigend is of blijvend ernstig psychisch of lichamelijk letsel of invaliditeit tot gevolg kan hebben.
4.2.
Van zeer dringende redenen als bedoeld onder 4.1 is hier geen sprake. Niet alleen heeft appellante niet aannemelijk gemaakt dat ten tijde van de aanvraag sprake was van een acute noodsituatie als hiervoor bedoeld, maar ook is niet voldaan aan het criterium dat de behoeftige omstandigheden waarin de belanghebbende verkeert op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen dan door verlening van bijzondere bijstand. Appellante had immers, zoals het college terecht heeft aangevoerd, ten tijde van de aanvraag om bijzondere bijstand de medische kosten reeds voldaan.
4.3.
Uit 4.1 en 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, voor bevestiging in aanmerking komt.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.M. Heijs, in tegenwoordigheid van P.J.M. Crombach als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 augustus 2013.
(getekend) E.J.M. Heijs
(getekend) P.J.M. Crombach

HD